6.3 - Enzymen

Hoofdstuk 6 - Voeding, vertering en gezondheid
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 - Voeding, vertering en gezondheid

Slide 1 - Tekstslide

6.3 - Enzymen

bladzijde 208 - 212
BiNaS 67(F,G,H), 82(E,F,G), 84(N)

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je kan uitleggen hoe enzymen werken
Je kan enzymen en substraten herkennen op basis van hun naam
Je kan uitleggen hoe voedingsstoffen d.m.v. enzymen worden bewerkt
Je weet van welke factoren enzymwerking afhankelijk is

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 4 - Tekstslide

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen het afbreken van voedingsstoffen
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar? Voor alle voedingsstoffen zijn enzymen nodig voor de vertering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Afbraak door middel van enzymen is...
A
Mechanische afbraak
B
Chemische afbraak

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer is een enzym definitief onbruikbaar?
A
Onder de minimumtemperatuur
B
Bij de optimumtemperatuur
C
Boven de maximumtemperatuur
D
Nooit

Slide 8 - Quizvraag

Welke bewering klopt?
A
P is de minimumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de maximumtemperatuur voor dit enzym.

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het dat een enzym substraatspecifiek is?
A
Een enzym kan maar één type substraat produceren
B
Een enzym kan maar één type substraat omzetten in een of meer producten
C
Een enzym heeft maar één actief centrum
D
Een enzym wordt geactiveerd door één specifiek substraat

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het substraat waarop amylase inwerkt?
A
vetten
B
zetmeel
C
eiwitten
D
glycogeen

Slide 11 - Quizvraag

Zetmeel wordt afgebroken in glucose door een enzym. Hoe heet het enzym en welke klier maakt dit enzym?
A
Peptase, in klieren van de maag
B
Amylase, in klieren van de maag
C
Peptase, in de speekselklier
D
Amylase, in de speekselklier

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van gal?
A
vet verteren
B
eiwit verteren
C
vet emulgeren
D
eiwit emulgeren

Slide 13 - Quizvraag

6.3 - Enzymen

bladzijde 208 - 212
BiNaS 67(F,G,H), 82(E,F,G), 84(N)

Slide 14 - Tekstslide

Verschillende voedingsstoffen
Brandstoffen 
Bouwstoffen 
Beschermende stoffen

Slide 15 - Tekstslide

Afbraak m.b.v. enzymen
Chemische afbraak: macromoleculen afgebroken (zetmeel, eiwitten, vetten)
Enzymen zijn gespecialiseerd: allemaal eigen substraatmolecuul

Enzym-substraat complex
Enzymen vernoemd naar de reactie: eindigend op -ase
vb: sacharose wordt bewerkt door sacharase

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Enzymreacties
Reactiesnelheid: hoeveelheid product per seconde

Minimumtemperatuur - enzym nog net actief
Maximumtemperatuur - Enzym (nog) niet veranderd van vorm
Optimumtemperatuur - Hoogste reactiesnelheid

Optimum-pH -> grootste aantal enzymen juiste vorm

Slide 18 - Tekstslide

Koolhydraten verteren
Mondholte/slokdarm: Amylase -> splitst zetmeelmoleculen op in kleinere suikermoleculen: maltose
Werkt niet goed bij laag pH, dus inactief in de maag

Twaalfvingerige darm: Maltase -> splitst maltose op in glucose
Werkt goed bij hoger pH (gaat in de alvleesklier van 2 -> 8)

Slide 19 - Tekstslide

Eiwitten verteren
Maag: peptase -> breekt eiwitten in delen
Alvleesklier en dunne darm: tryptase, peptidase -> verdere afbraak eiwitten

Eindproduct: aminozuren

Slide 20 - Tekstslide

Vetten verteren
Lever: gal -> emulgeert vet, hierdoor ontstaan druppeltjes
Groot oppervlakte -> snelle vertering mogelijk
lipase uit alvleessap verwerkt vetdruppeltjes

Producten: monoglyceriden, vetzuren, glycerol

Slide 21 - Tekstslide

Andere voedingsstoffen
Vitaminen, mineralen, ionen -> klein genoeg om opgenomen te worden in de darmwand

Geen enzymen nodig

Slide 22 - Tekstslide

Optimumkromme

Slide 23 - Tekstslide

Welk wasmiddel koop je voor een broek die op 30 graden gewassen mag worden??
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 24 - Quizvraag

Enzymen zijn voor de
A
Mechanische vertering
B
Chemische vertering

Slide 25 - Quizvraag

Wat is GEEN enzym?
A
ATP-ase
B
lipase
C
sacherase
D
peptine

Slide 26 - Quizvraag

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
...opgebruikt is
B
...uitelkaar is gevallen
C
..van vorm is veranderd
D
...dood is

Slide 27 - Quizvraag

Enzymen zijn...
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Mineralen

Slide 28 - Quizvraag

Lipase is een enzym. Wat is het substraat bij dit enzym?
A
vetten
B
gal
C
geëmulgeerde vetten
D
monoglyceriden, glycerol en vetzuren

Slide 29 - Quizvraag