2p Hieronder staan vier uitspraken over de arbeidsomstandigheden in de eerste fabrieken:
1 Bewegende delen van machines waren afgesloten, wat voorkwam dat arbeiders bekneld raakten.
2 Een arbeidersgezin kon ook overleven zonder de inkomsten van vrouw en kinderen.
3 Er waren genoeg werklozen die de plaats van een protesterende arbeider wilden innemen.
4 Fabrieksarbeiders hadden geen rechten en er waren geen wetten om hen te beschermen.
→ Geef per uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Doe het zo: Uitspraak 1 is juist/onjuist (maak een keuze).
(enzovoort tot en met uitspraak 4)