§ 7 Examenopdrachten

Planning
Maken examenopdrachten bladzijde 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
Maken examenopdrachten bladzijde 

Slide 1 - Tekstslide

Examenopdrachten
Deze trainer bestaat uit 12 vragen. Hiervoor kun je maximaal 16 punten halen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten een goed antwoord oplevert. Schrijf je antwoorden op
een apart antwoordblad. Schrijf bij meerkeuzevragen alleen de goede letter op.

Slide 2 - Tekstslide

1
Gebruik HB bron 1.
1p → Noem twee belangrijke verschillen tussen de manier van werken in de landbouw aan het begin en aan het einde van de 20e eeuw.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1
  • Aan het begin van de 20e eeuw gebeurde nog veel met de hand en waren er veel minder machines.
  • Eind 20e eeuw zijn de bedrijven veel groter geworden. Boerenbedrijven moeten rekening houden
met het milieu.

Slide 5 - Tekstslide

2
2p  Hieronder staan vier uitspraken over de arbeidsomstandigheden in de eerste fabrieken:
1 Bewegende delen van machines waren afgesloten, wat voorkwam dat arbeiders bekneld raakten.
2 Een arbeidersgezin kon ook overleven zonder de inkomsten van vrouw en kinderen.
3 Er waren genoeg werklozen die de plaats van een protesterende arbeider wilden innemen.
4 Fabrieksarbeiders hadden geen rechten en er waren geen wetten om hen te beschermen.
→ Geef per uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Doe het zo: Uitspraak 1 is juist/onjuist (maak een keuze).
(enzovoort tot en met uitspraak 4)

Slide 6 - Tekstslide

2
  • Uitspraak 1 is onjuist.
  • Uitspraak 2 is onjuist.
  • Uitspraak 3 is juist.
  • Uitspraak 4 is juist.

Slide 7 - Tekstslide

3
Gebruik HB bron 2.
2p Spotprenten zijn van alle tijden. Ook in de 20e eeuw verschenen dergelijke prenten in kranten. In deze spotprent heeft de tekenaar kritiek op de arbeidsomstandigheden begin 20e eeuw.
→ Leg met behulp van de bron uit welke kritiek de tekenaar heeft.
Doe het zo: De kritiek op de arbeidsomstandigheden is: … (noem kritiek).
Dat blijkt uit: … (noem onderdeel van de bron).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

3
  • De kritiek op de arbeidsomstandigheden is: de arbeiders verdienen te weinig en werken zich dood/moeten te hard werken.
  • Dat blijkt uit: het bijschrift en het feit dat de vrouw alleen, bij een doodskist, in de kamer zit.

Slide 10 - Tekstslide

4
  • 1p  Arbeiders werkten in slechte omstandigheden, verdienden weinig en woonden vaak in slechte huizen.
  • → Welk soort verenigingen zetten zich in voor de verbetering van de positie van de arbeiders?
  • Vakbonden.

Slide 11 - Tekstslide

5
  • Er waren ook mensen die hun katholieke of protestantse geloof belangrijk vonden in de politiek.
  • → Hoe heten politieke partijen en verenigingen die geloof in de politiek belangrijk vinden?
  • Confessionelen

Slide 12 - Tekstslide

6
  • Eind 19e eeuw waren er steeds meer politici die de slechte leefomstandigheden van kinderen
  • wilden verbeteren. Ze bedachten nieuwe wetten. De volgende wetten veranderden de positie van kinderen:
  • 1 de eerste Arbeidswet
  • 2 Kinderwetje van Van Houten
  • 3 Leerplichtwet
  • → Zet de wetten in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
  • Doe het zo: Eerst …, dan … en ten slotte … (vul nummers in).
  • Eerst 2, dan 1 en ten slotte 3

Slide 13 - Tekstslide

7
Gebruik HB bron 3.
2p In de 19e eeuw veranderde de infrastructuur van Nederland sterk. Die ontwikkeling ging door in de 20e eeuw, zoals je kunt zien aan de Catharijnebrug.
→ Geef een voorbeeld van de oude infrastructuur vóór 1800. Geef ook tee voorbeelden die passen bij de nieuwe infrastructuur.
Doe het zo: Oude infrastructuur: ... (noem voorbeeld 1).
Nieuwe infrastructuur: ... (noem voorbeeld 2).
Nieuwe infrastructuur: ... (noem voorbeeld 3).

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

7
  • (Telkens één van de volgende voorbeelden.)
  • Oude infrastructuur: zandpaden, wegen, rivieren, kanalen.
  • Nieuwe infrastructuur: spoorlijnen of tramrails.
  • Nieuwe infrastructuur: vliegvelden of snelwegen.

Slide 16 - Tekstslide

8
1p Een leerling beweert dat de industrialisatie van Nederland zonder de afscheiding van België niet op gang was gekomen.
→ Geef een argument vóór deze bewering en een argument tegen.
Doe het zo: Vóór: ... (geef argument).
Tegen: ... (geef argument).

Slide 17 - Tekstslide

8
  • Vóór: 
  • België was al goed geïndustrialiseerd en Nederland was goed in de handel. De landen vulden elkaar goed aan.
  • Tegen: 
  • Nederland zou uiteindelijk wel gaan industrialiseren, want zo kun je meer en goedkoper produceren. Dat is altijd handig.

Slide 18 - Tekstslide

9
Gebruik HB bron 4.
2p → Welke twee begrippen passen goed bij deze bron? Kies uit: infrastructuur, Marshallhulp, wederopbouw, welvaart.
Doe het zo: Het begrip … (noem begrip) past goed, want … (noem reden).
Het begrip … (noem begrip) past goed, want … (noem reden).

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

9
  • Het begrip ‘Marshallhulp’ past goed, want na de Tweede Wereldoorlog kreeg Nederland hulp van de
VS om het land te herstellen.
  • Het begrip ‘wederopbouw’ past goed, want in 1945 lag Rotterdam in puin en moest de stad weer
worden opgebouwd.

Slide 21 - Tekstslide

10
In de jaren 60 ontstond in Nederland de consumptiemaatschappij.
Hieronder staan vier begrippen:
1 Loonafspraken.
2 Luxegoederen.
3 Verstedelijking.
4 Vliegvakantie.
Welke begrippen passen bij een consumptiemaatschappij?


10
A 1 en 2.
B 1 en 3.
C 1 en 4.
D 2 en 3.
E 2 en 4.
F 3 en 4.

Slide 22 - Tekstslide

10
  • E

Slide 23 - Tekstslide

11
Gebruik HB bron 5.
1p  De industrialisatie in Nederland kwam laat op gang. De milieuproblemen die daarbij hoorden dus ook. Serieuze aandacht voor het milieu kwam er pas in de jaren 60.
→ Verklaar de leus van de demonstranten: ‘Wij worden stinkend rijk!’

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

11
  • Volgens deze demonstranten gaat de stijgende welvaart samen met de milieuverontreiniging.

Slide 26 - Tekstslide

12
Gebruik HB bron 6.
1p  Stel, je doet onderzoek naar de hoeveelheid Nederlandse natuur in de 20e eeuw.
→ Welke gegevens uit deze bron zijn daarvoor bruikbaar?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

12
  • Gegevens over landbouwgronden, bossen, bebost natuurgebied en bebouwd gebied

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide