BS3: Het ademhalingsstelsel

Ademhaling & Verbranding
Basisstof 1: Stofwisseling
Basisstof 2: Verbranding
Basisstof 3: Het ademhalingsstelsel 
Basisstof 4: Ademhalen
Basisstof 5: Gezonde luchtwegen
Basisstof 6: Ademhaling bij dieren 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ademhaling & Verbranding
Basisstof 1: Stofwisseling
Basisstof 2: Verbranding
Basisstof 3: Het ademhalingsstelsel 
Basisstof 4: Ademhalen
Basisstof 5: Gezonde luchtwegen
Basisstof 6: Ademhaling bij dieren 

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
  • Herhaling BS2: Verbranding
  • Uitleg BS3: Het ademhalingsstelsel 
  • Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

De verbranding: waar gaan de stoffen heen?
Koolstofdioxide: ademhalingsstelsel
water: ademhalingsstelsel, uitscheidingsstelsel 

Slide 3 - Tekstslide

Opdrachten basisstof 2: Verbranding (OPDR6)
  • Wilco is marathonloper. Hij traint altijd buiten, zowel in de zomer als in de winter. Wanneer kost een training hem meer energie: in de zomer of in de winter? Leg je antwoord uit. 
  • In de winter kost de training meer energie, want de buitentemperatuur is dan lager. In het lichaam van Wilco moet dan meer energie worden vrijgemaakt om zijn lichaamstemperatuur op peil te houden.
  • Bij grote lichamelijke inspanning stroomt minder bloed naar de meeste organen. Naar de spieren stroomt juist meer bloed. Leg dat uit.
  • Bij grote lichamelijke inspanning moet in de spieren meer energie worden vrijgemaakt. Daarvoor hebben de spieren meer zuurstof en meer brandstof nodig. Die worden aangevoerd door het bloed. Er gaat daarom meer bloed naar de spieren, en minder naar de meeste andere organen.

Slide 4 - Tekstslide

  • In afbeelding 4 zie je vijf reageerbuizen met daarin planten en/of dieren. Alleen buis 5 staat in het donker, alle andere buizen staan in het licht. Welke buis of buizen wordt glucose gemaakt? 
  • Buis 1, 2 en 3
  • In welke buis of buizen wordt glucose verbruikt?
  • Buis 1 t/m 5
  • In welke buis zit na een aantal uren de meeste zuurstof?
  • Buis 2
  • In welke buis zit na een aantal uren het minste koolstofdioxide?
  • Buis 2 
Opdracht 8

Slide 5 - Tekstslide

Aan het eind van de les kun je vertellen:
  • Wat de bouw is van het ademhalingsstelsel
  • Wat de functie is van het ademhalingsstelsel
  • Wat zijn de kenmerken bij het ademhalingsstelsel?

  • Wat zijn je eigen leervragen over het ademhalingsstelsel?

Slide 6 - Tekstslide

Het ademhalingsstelsel

Slide 7 - Tekstslide

Bronchiën en luchtpijptakjes
Luchtpijp splitst in twee bronchiën
De bronchiën vertakken zich in steeds
kleinere buisjes tot luchtpijptakjes



Slide 8 - Tekstslide

Neusholte
Waarom kan je beter door je neus ademen?

Slide 9 - Tekstslide

huig en strotklepje

Slide 10 - Tekstslide

Ademhalingsstelsel mens
Ademhalingsstelsel insect

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen basisstof 3
  • Bronchiën = ander woord voor longen 
  • Middenrif = stevig, gespierd vlies dat de romp verdeelt in de borstholte en de buikholte 
  •  neusslijmvlies = bedekt de neusholte en bevat cellen die slijm produceren, zodat de ingeademde lucht vochtig wordt. 
  • trilharen = verplaatste het slijm met stofdeeltjes van de neusholte naar de keelholte. 
  • strotklepje = sluit de luchtpijp af als je eet of drinkt 
  • Huig = sluit de neusholte af bij het slikken
  • luchtpijp = holle pijp met ringen die van het strottenhoofd naar de bronchiën loopt
  • longblaasjes = hier vindt de gaswisseling plaats van koolstofdioxide en zuurstof in de bronchiën. 
  • longhaarvaten = bloedvaten bij de longblaasjes die gaswisseling mogelijk maakt. 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag 
  • Wat? Maak opdracht 1 t/m 3 
  • Hoe? Zelfstandig 
  • Hulp? Na 5 minuten (boek + buur + steek je vinger op)
  • Tijd? Tot het einde van de les
  • Klaar? Schrijf de begrippen van basisstof 4 in je begrippenschrift 
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide