24 jan. Taal Tussen n/s en leestekens

T V 2 C
24 jan
Welkom!
Leesboek, wisbordje en Talent op tafel





1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T V 2 C
24 jan
Welkom!
Leesboek, wisbordje en Talent op tafel





Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen P3


  • taal: spelling, werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen => taaltoets eind januari 
  • schrijfvaardigheid: folder (informerend en overtuigend) en zakelijke e-mail (informerend en overtuigend) => TEA 3: toets schrijfvaardigheid
  • poëzieproject: gedichten schrijven en voordragen => Poëzierevue in De Kom ma. 18 maart


     

    Slide 2 - Tekstslide

    Doelen van deze week
    • je weet welke woorden een "tussen -n" of "tussen-s" krijgen
    • je kent de regels voor leestekens
    • je hebt een gedicht voorgedragen
    • je hebt verder gelezen in je roman

    Slide 3 - Tekstslide

    Huiswerk
    1. Talent: 3.9 in je boek maken: opdracht 8 samenstellingen
    2. Talent: 3.9 werkwoordspelling: opdracht 1, 4


    Slide 4 - Tekstslide

    Leestekens, waarom?
    • ....
    • Het is belangrijk om leestekens te gebruiken, omdat je tekst dan goed leesbaar is. Het zorgt voor een beter tekstbegrip.

    Daarnaast wil je ook dit voorkomen:

    Slide 5 - Tekstslide

    Slide 6 - Tekstslide

    Slide 7 - Tekstslide

    Komma
    • Tussen twee persoonsvormen: Terwijl hij sliep, werd zijn huis versierd.
    • Voor verbindingswoorden (voegwoorden) zoals: maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra Hij moet naar school, maar wil liever gamen.
    • Bij een opsomming: Ik hou van wandelen, fietsen, lezen en vakantie.

    Slide 8 - Tekstslide

    Komma (2)
    • Voor een deel van een zin dat bijzin is. We hebben hard gewerkt aan het verslag, dat helaas nog niet helemaal af is.
    • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin. Doe jij dat even, Ellen?

    Slide 9 - Tekstslide

    Puntkomma
    • Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangenBeginnen jullie maar vast; ik kom helaas iets later.
    (Je kunt er ook twee losse zinnen van maken, maar dan zie je de samenhang minder) Beginnen jullie maar vast. Ik kom helaas iets later.
    •  ook bij opsommingen waarin ook komma's staan: Nog doen: huiswerk Fa, Ned en wi; strijken en was opruimen; shoppen.


    Slide 10 - Tekstslide

    Dubbele punt
    • Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, waarbij de tweede zin een verklaring of uitleg is (bij de eerste zin). 
    • Ook bij een opsomming of citaat gebruik je een dubbele punt.
    Mijn Valentijnsdag was erg romantisch: mijn man had rode rozen gekocht. 
    In plaats van de dubbele punt kun je er de verbindingswoorden 'want' of 'omdat' bij denken (maar dan met komma!)


    Slide 11 - Tekstslide

    Puntkomma of dubbele punt?
    Een dubbele punt: als in het eerste deel van de zin "de/het volgende" of "als volgt" staat of kan worden toegevoegd, of als er in het tweede deel "namelijk", "immers" of "want" bij kan worden gedacht.
    (1) We hebben een mooie zomer gehad: er was [namelijk/immers] veel zon en de temperaturen waren aangenaam.
    (2) Ik kom iets later: [want] ik sta nog in de file.
    (3) Het advies luidt dan ook [als volgt]: maak de kuur helemaal af.

    Slide 12 - Tekstslide

    Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

    Slide 13 - Tekstslide

    Aanhalingstekens
    • Bij een citaatVader zei: 'Ik zet de vuile borden wel weg.'
    • Als het woord zelf wordt bedoeld: Hoe schrijf je 'epidemie'?
    • Als je een stukje tekst van iemand anders letterlijk overschrijftIn het verslag schreef de brugklasser ‘Ik vond het brugklaskamp geweldig.’
    • Bij de titel van een boek: Heb jij "De hongerspelen" gelezen?
    • Bij ironie: "Dat is weer een 'fantastisch' resultaat van Ajax." 



    Slide 14 - Tekstslide

    Aanhalingstekens:
    • bij directe rede of citaat
    • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!"

    • komma buiten het citaat: "Ik ben echt op tijd, mevrouw", zei de leerling.
    • komma in het citaat als het doorloopt: "Omdat ik op tijd ben," zei de leerling, "haal ik de stoelen."
    • => Omdat ik op tijd ben, haal ik de stoelen."



    Slide 15 - Tekstslide

    Welke leestekens?
    1. Anders dan je dacht zijn er deze week toch mensen naar Frankrijk gegaan
    2. We hebben een fijne vakantie gehad we zijn elke dag gaan duiken 

    Slide 16 - Tekstslide

    Welke leestekens?
    1. Anders dan je dacht, zijn er deze ....Frankrijk gegaan.
    2. We ... vakantie gehad: we zijn .... duiken.
    3. : voor verklaring, reden, toelichting. Kun je vervangen door komma plus 'want'

    Slide 17 - Tekstslide

    Directe rede
    • Om dat wat iemand zegt, zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
    • Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'
    • Na de dubbele punt bij een citaat begint de zin met een hoofdletter.

    • Begint de zin met wat er gezegd wordt? Dan een komma:
    • 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



    Slide 18 - Tekstslide

    De concertkaartjes waren erg populair: er stonden lange rijen voor de kassa.

    Het leesteken is correct gebruikt.
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 19 - Quizvraag

    Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen(?) hij moet dus vroeg op staan.
    A
    :
    B
    ;
    C
    ,
    D
    .

    Slide 20 - Quizvraag

    Jeanet is aan het einde van haar studie Nederlands, ze hoopt volgend jaar af te studeren.

    Het leesteken is correct gebruikt.
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 21 - Quizvraag

    Welk leesteken had er moeten staan?
    'Jeanet is aan het einde van haar studie Nederlands(?) ze hoopt volgend jaar af te studeren.'

    Slide 22 - Open vraag

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Tekstslide

    Zelfstandig werken / *Plenda
    1. opdrachten huiswerk nakijken (zie nakijkblad bij Teams/Lesmateriaal/P3)
    2. controleren of je nog meer oefeningen moet nakijken (geef mij de opdrachten door)
    3. opdracht 8 maken paragraaf 1.9 (pag. 71)
    4. gedicht kiezen om voor te dragen 
    5. * lezen in je leesboek en toetsstof bestuderen (filmpjes op het eind van LessonUp, Talent: Versterk jezelf)

    Slide 25 - Tekstslide

    Wat heb je geleerd? 
    ...

    Meer leren over spelling? Bekijk de filmpjes hierna! 

    Slide 26 - Tekstslide

    Slide 27 - Video

    Slide 28 - Video

    Slide 29 - Video

    Slide 30 - Video

    Slide 31 - Video