afronden 3.7 + UL 4.2 + 4.6 + start thema 6 (3mavo)

Planning
  • huiswerkcontrole online
  • nakijken opdrachten 3.7 ->4
  • leerdoelen & uitleg 4.2 + 4.6
  • leerdoelen & uitleg 6.1

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • huiswerkcontrole online
  • nakijken opdrachten 3.7 ->4
  • leerdoelen & uitleg 4.2 + 4.6
  • leerdoelen & uitleg 6.1

Slide 1 - Tekstslide

huiswerkcontrole online

Open intussen boek 3A op blz. 246

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen 4.2 - organismen ordenen
  1. Ik kan organismen indelen door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken
  2. Ik kan de kenmerken noemen van de cellen van bacteriën, schimmels, planten en dieren. 

Slide 3 - Tekstslide

Twee hoofdgroepen organismen

Slide 4 - Tekstslide

Twee hoofdgroepen
Biologen verdelen al het leven op aarde eerst in twee hoofdgroepen:

1. organismen met een celkern
2. organismen zonder een celkern


Slide 5 - Tekstslide

Welke verschillende typen cellen zie je hier?

Wat zijn de specifieke kenmerken per cel?

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken cellen
Dieren

Planten

Schimmels

Bacteriën

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken
Alle organismen bestaan uit een of meer cellen. Deze cellen hebben allemaal een celmembraan, cytoplasma en chromosomen. Er zijn ook veel verschillen.

Bij de indeling van organismen kijken biologen naar de kenmerken die verschillen:
• aantal cellen
• aanwezigheid van celkernen
• aanwezigheid van celwanden
• aanwezigheid van bladgroenkorrels

Slide 8 - Tekstslide

Aantal cellen
Bacteriën zijn eencellig. Ze bestaan maar uit 1 cel.

Ook schimmels, planten en dieren kunnen eencellig zijn, zoals gist, boomalg en het  pantoffeldiertje. 

Bij meercellige organismen zien niet alle cellen er hetzelfde uit. 
weefsels
organen

Slide 9 - Tekstslide

aanwezigheid van celkernen
Cellen van schimmels, planten en dieren hebben een celkern.

Bacteriën hebben geen celkern.
Doordat bacteriën geen kernmembraan hebben, liggen de chromosomen los in het cytoplasma.

Slide 10 - Tekstslide

Aanwezigheid van celwanden
Bacteriën, schimmels en planten hebben celwanden
Dieren hebben géén celwanden

Slide 11 - Tekstslide

Aanwezigheid van bladgroenkorrels

Alleen bij planten komen in het cytoplasma bladgroenkorrels voor.
In bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.

Bacteriën, schimmels en dieren hebben geen bladgroenkorrels.

Slide 12 - Tekstslide

Relatieve grootte
Relatieve grootte = grootte vergeleken met andere cellen.

Cellen van bacteriën zijn veel kleiner dan cellen van de meeste schimmels, planten en dieren.

Om bacteriën goed te zien heb
je een elektronenmicroscoop nodig. 

Slide 13 - Tekstslide

Indelen in groepen; 
dit zijn de kenmerken van de 4 rijken

Slide 14 - Tekstslide

Wat is ordenen?
Door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken kun je organismen verder indelen in steeds kleinere groepen.

Slide 15 - Tekstslide

Indelen van organismen

Slide 16 - Tekstslide

 Indeling van organismen in steeds kleinere groepen

Slide 17 - Tekstslide

Ga nu aan de slag met het maken van:

Thema 4
basisstof 4.2
opdracht 1 t/m 4 ONLINE
opdracht 5 IN JE WERKBOEK
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Ga door naar blz. 282
Samen lezen basisstof 4.6!

Slide 19 - Tekstslide

Ga nu aan de slag met het maken van:


Thema 4
basisstof 4.6
opdracht 1 t/m 4 IN JE WERKBOEK
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Nakijken doe je nu zelf:
opdracht 1 
= B - gemeenschappelijke voorouders

opdracht 2
= Met een determineertabel kun je van organismen bepalen tot welke groep ze behoren. Na het beantwoorden van een vraag over de kenmerken van het organisme, word je automatisch doorgestuurd naar een nieuwe vraag. Dit herhaal je tot er uiteindelijk nog maar één mogelijkheid over is. Elke vraag die je kunt beantwoorden, heeft altijd twee mogelijkheden.






Slide 21 - Tekstslide

opdracht 3

Slide 22 - Tekstslide

opdracht 4
a
stappen: 1b – 3a - 4b - 6b - 7b - 11a - 12b
dieren – gewervelden – reptielen

b
Een baardagaam is een reptiel en dus koudbloedig. Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur gelijk aan de temperatuur van de omgeving.


Slide 23 - Tekstslide

stop boek 3A in je tas (die kun je vanaf nu weer thuis laten).


Pak boek 3B open op blz. 68; 

Slide 24 - Tekstslide

Welke 5 leerdoelen?


  • Maak nu ONLINE:
  • van thema 6
  • introductie
  •  opdracht 1 t/m 5 
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen 6.1
  • Ik kan beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.

  • Ik kan de de voedselrelaties tussen organismen beschrijven. 

Slide 26 - Tekstslide

voedselketen
                                      Voedselketen
  • Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort.
  • Een voedselketen begint met een organisme dat bladgroenkorrels heeft. (Meestal is dit een plant, maar er zijn ook bacteriën  met bladgroenkorrels). 
  • De 2de en volgende schakels zijn altijd dieren . 

Slide 27 - Tekstslide

VOEDSELWEB
Alle voedselrelaties (voedselketens) uit een gebied samen = voedselweb.


Elk gebied heeft zijn eigen voedselweb, doordat elk gebied zijn eigen soorten heeft. 

Slide 28 - Tekstslide

Fotosynthese
Planten nemen koolstofdioxide op uit de lucht.
Met hun wortels halen ze water uit de bodem.

Van koolstofdioxide en water maakt de plant glucose en zuurstof.
Dit proces heet fotosynthese.

Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels.

Voor fotosynthese is energie nodig. Die energie haalt de plant uit zonlicht.
Bij fotosynthese ontstaan zuurstof en glucose. 






Slide 29 - Tekstslide

Fotosynthese
Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels. 

Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose
  2. Zuurstof

Slide 30 - Tekstslide

Fotosynthese 
Energiearme stoffen
Energierijke stoffen

Slide 31 - Tekstslide

Energiearme stoffen
Afkomstig uit levenloze natuur
Bijvoorbeeld: water, zuurstof,
koolstofdioxide, ijzer en zouten.

Zit weinig energie in!

Slide 32 - Tekstslide

fotosynthese en verbranding
Bij fotosynthese verbruikt een plant de energiearme stoffen (CO2 +water). 

Bij fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof. 

Bij fotosynthese wordt de lichtenergie vastgelegd in glucose.

Van glucose en mineralen maakt een plant de energierijke stoffen waaruit hij 
bestaat (koolhydraten, vetten, eiwitten). 

De mineralen (voedingszouten) zijn energiearme stoffen uit de bodem, die de plant opneemt via hun wortels.

Slide 33 - Tekstslide

Verbranding bij organismen
Ieder levend organisme doet altijd aan verbranding!
Verbranding is niet altijd even hoog; als je beweegt verbrand je meer/sneller.
Verbranding schematisch

Slide 34 - Tekstslide

Glucose + Zuurstof        Water + Koolstofdioxide + Energie

Wist jij dat....
Verbranding Mens

Verbranding Plant
Glucose + Zuurstof        Water + Koolstofdioxide + Energie

Slide 35 - Tekstslide

Verbranding
  • Bij fotosynthese wordt de lichtenergie vastgelegd in glucose.

  • Bij verbranding van glucose in organismen (dus ook planten) komt die energie weer vrij.

  • Organismen (dus ook planten) gebruiken die energie bijvoorbeeld voor groei en om te bewegen. 

Slide 36 - Tekstslide

Producenten 
Alleen organismen met bladgroenkorrels kunnen energiearme stoffen omzetten in energierijke stoffen. 

Daarom noem je deze organismen producenten

Slide 37 - Tekstslide

Consumenten
Dieren kunnen zelf geen
energierijke stoffen maken. Ze moeten deze stoffen binnenkrijgen via hun voedsel. 

Dieren zijn consumenten.
(dieren die leven van energierijke stoffen die gemaakt zin door producenten)

Slide 38 - Tekstslide

Planteneter             Alleseter               Vleeseter

Slide 39 - Tekstslide

EN afvaleters
  • Er zijn ook planten en dieren die sterven zonder te worden opgegeven. 

  • Allerlei afvaleters eten van deze dode organismen. 

Slide 40 - Tekstslide

Reducenten maken de kringloop compleet
De resten die de afvaleters achterlaten, worden verder afgebroken door bacteriën en schimmels. 

Bacteriën en schimmels zijn reducenten.  

Slide 41 - Tekstslide

Reducenten maken de kringloop compleet
 Reducenten zetten de energierijke stoffen om in energiearme stoffen (CO2, water, mineralen).

Planten kunnen deze energiearme stoffen weer opnemen. 

Slide 42 - Tekstslide

huiswerk voor volgende les =
Maak online (nakijken staat UIT!):
  • van thema 6
  • van basisstof 6.1
  • opdracht 1 + 2 + 3  + 5 + 6 + 7


bespreken SET A kan 1 op 1 op verzoek!

Slide 43 - Tekstslide