Leesvaardigheid: functiewoorden

Leesvaardigheid H3
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid H3

Slide 1 - Tekstslide

FUNCTIEWOORDEN
1. Wat zijn functiewoorden?
2. Hoe kun je de functie van alinea's herkennen en benoemen?

Slide 2 - Tekstslide

Groep A
Groep B
bewering
bovendien
tegenstelling
tenzij
daarna
kortom
omdat
definitie
vervolgens
verklaring
toelichting
vergelijking
voorwaarde
zoals

Slide 3 - Sleepvraag

Vandaag
Aan het einde van de les kun je...
- het verschil uitleggen tussen signaalwoorden en functiewoorden;

- uitleggen wat een functiewoord is;

- de functie ( en daarmee het functiewoord) van een alinea benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Tekstverbanden geven een verband aan. Dit kan een verband zijn tussen zinnen of tussen alinea's.

Deze verbanden herken je aan signaalwoorden.

Filmpje 0:20 - 1:46.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Signaalwoorden in een tekst
Wanneer je googelt op 'zelftest corona', kom je direct meerdere online aanbieders tegen die beloven dat ze je kunnen vertellen of je al besmet bent geweest met het COVID-19-virus. Instanties waarschuwen echter voor dit soort tests: ze zouden ertoe kunnen leiden dat mensen ten onrechte denken dat ze immuun zijn voor het virus en de maatregelen ertegen minder goed naleven.
De GGD gebruikt een zogenoemde PCR-test wanneer bijvoorbeeld een zorgmedewerker of iemand uit een risicogroep besmet is. Deze test is alleen zinvol op het moment dat iemand mogelijk besmet en kan je niet vertellen of je in het verleden COVID-19 hebt gehad.
Daarnaast maakt bijvoorbeeld bloedbank Sanquin gebruik van een serologische test om te kijken hoe wijdverspreid het coronavirus in Nederland is. Veel van de online aangeboden zelftests zijn ook serologische tests.                                                                           Bron: nu.nl - 6 mei 2020

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Functiewoord alinea 2:

constatering, probleemstelling of uitwerking?
[1] Politierechercheurs hebben vrijdag ruim 12,5 miljoen euro aan contant geld aangetroffen in een verborgen ruimte van een huis in Eindhoven, meldt de Landelijke Eenheid van de politie woensdag. Nog nooit vond de politie zo'n hoog geldbedrag op één locatie. De 35-jarige bewoner is aangehouden op verdenking van witwassen.

[2] Het bedrag was allemaal in papiergeld, dat verdeeld was over grote boodschappentassen. De biljetten wogen bij elkaar maar liefst 255 kilo, aldus de politie. Ook vond het rechercheteam onder meer twee vuurwapens met munitie, een geldtelmachine en een pgp-telefoon, een toesteltype dat populair is bij criminelen, omdat je er versleutelde berichten mee kunt versturen.

Slide 9 - Tekstslide

Functiewoord
Een alinea heeft dus een bepaalde 'taak', oftewel functie.

Maak nu opdracht 1. ( Hoofdstuk 6, par. lezen - bladzijde 225)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz. 226 -227)


Welk functiewoord hoort er bij de tekst?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Anekdote
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag!
Je gaat nu zelfstandig een aantal opdrachten maken.

1. Theorie doornemen: functiewoorden (blz. 226)

2.  Maken opdracht 3 (blz. 227-229)

Is het niet af dan is het automatisch huiswerk voor de eerstvolgende keer!

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is kun je nu:

- het verschil uitleggen tussen signaalwoorden en functiewoorden;

- uitleggen wat een functiewoord is;

- het functiewoord van een alinea benoemen.

Slide 21 - Tekstslide

Welkom!
Aan het einde van de les kun je...

...uitleggen wat feitelijke en waarderende argumenten zijn;

...standpunt en argument van elkaar onderscheiden;

...de argumentatiestructuur herkennen in een tekst.

Slide 22 - Tekstslide

Toets
Combinatie van lees- en schrijfvaardigheid.

Opdracht: je schrijft een reactie op een column (= een vaste rubriek in krant of tijdschrift waarin iemand zijn mening vertelt)

Theorie van H3 t/m 6 Leesvaardigheid wordt in jouw reactie verwerkt (je ontvangt vooraf de beoordelingsrubric)

Toets staat gepland tijdens les Nederlands, week 26.

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatie
Om een standpunt te verdedigen, gebruik je verschillende argumenten.

feitelijke argumenten = kun je controleren

waarderende argumenten = kun je niet controleren

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
H3 Lezen: argumentatie (1)

- Bekijk het filmpje.
- Lees de theorie nog eens rustig door.
- Maak opdracht 1 & 2.

Let op: in Magister vind je een weektaak. Deze opdrachten zijn voor de komende week.

Slide 28 - Tekstslide

Welkom!
Aan het einde van de les kun je...

…nevenschikkende en onderschikkende argumenten herkennen in een tekst;

...uitleggen wat het verschil is tussen een tegenargument en een weerlegging.

Slide 29 - Tekstslide

Terugblik
Feitelijke en waarderende argumenten

Enkelvoudige argumentatie = 1 argument

Onderschikkende argumentatie = ondersteunend argument (want, want)

Nevenschikkende argumentatie =
opsomming van inwisselbare argumenten (en, en, en)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Argumentatieschema?
Met zwemmen train je elke spier in je lijf. Bovendien belast je je eigen gewicht niet, want je drijft. Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam. 

Stap 1: wat is het standpunt (S)?
Stap 2: welke argumenten herken je (A)?
Stap 3: op welke manier ondersteunen de argumenten elkaar: nevenschikkend (en, en) of onderschikkend (want, want)?

Slide 32 - Tekstslide

Argumentatieschema C
(A1) Met zwemmen train je elke spier in je lijf. (A2) Bovendien belast je je eigen gewicht niet, (A3) want je drijft. (S) Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam. 

Stap 1: Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam. (S)
Stap 2: 3 argumenten (A1, A2, A3)
Stap 3: 
A1 = Met zwemmen train je elke spier in je lijf.
A2 = Bovendien belast je je eigen gewicht niet (signaalwoord voor opsomming 'en' dus nevenschikkend)
A3 = want je drijft (ondersteunend aan A2, dus onderschikkend)

Slide 33 - Tekstslide

Toets
Combinatie van lees- en schrijfvaardigheid.

Opdracht: je schrijft een reactie op een column (= een vaste rubriek in krant of tijdschrift waarin iemand zijn mening vertelt)

Theorie van H3 t/m 6 Leesvaardigheid wordt in jouw reactie verwerkt (je ontvangt vooraf de beoordelingsrubric)

Toets staat gepland tijdens les Nederlands, week 26.

Slide 34 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Het is fijn dat de aarde opwarmt (S), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor).
Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).


Slide 35 - Tekstslide

Dus...
Tegenargument ontkracht standpunt.

Weerlegging ontkracht tegenargument.

Doel = krachtiger maken van jouw betoog om anderen te overtuigen.


Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Aan de slag!
Bekijk de weektaak in Magister (zie bijlage).

Ga aan de slag met H4 Lezen: Argumentatie (2)

--> Startopdracht & opdracht 1.

Vragen? Stuur me een berichtje via Teams, dan kijken we samen naar de lesstof.

Slide 39 - Tekstslide

Welkom!
Aan het einde van de les kun je...

…uitleggen wat er volgende week bij de toets van je verwacht wordt;

...theorie van leesvaardigheid gebruiken in een reactie op een column.

Slide 40 - Tekstslide

Toets
Opdracht: je schrijft een reactie op een column.

Online les start in Teams.

Je ontvangt de column per mail bij aanvang van de les.

Je levert je reactie in via Magister (bij Opdrachten). 
Let op deadline; je hebt 50 minuten!


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Reacties
Twee voorbeelden van lezersbrieven:

Showbie, Extra lesmateriaal, Leesvaardigheid

1 Brief van de dag - klimaat
2 Brief van de dag - racisme


Slide 43 - Tekstslide