De indeling van een tekst - oefenen

Oefenen
De indeling van een tekst

Lees eerst de tekst en beantwoord vervolgens de vragen.

Je mag pas iets voor jezelf doen als je op het einde ten minste 75% van de vragen goed beantwoord hebt.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen
De indeling van een tekst

Lees eerst de tekst en beantwoord vervolgens de vragen.

Je mag pas iets voor jezelf doen als je op het einde ten minste 75% van de vragen goed beantwoord hebt.

Slide 1 - Tekstslide

Lees de tekst
Nooit meer klamme handjes

[1]Een bonkend hart, trillende handen en een droge mond – bijna iedereen voelt spanning bij het spreken voor een groep. Tegenwoordig zijn spreekapps beschikbaar die je leren omgaan met spanning tijdens een presentatie. Wat werkt wél en wat werkt niet?

Slide 2 - Tekstslide

[2] Vraag tijdens een eerste les ‘presenteren’ aan een groep mbo-studenten wie het spannend vindt om voor een groep te spreken en vrijwel alle vingers gaan de lucht in. Sommige studenten ervaren die spanning als een gezonde focus, maar de meeste vinden het maar vervelend.
[3] Al in de oudheid had spreekdeskundige Quintilianus hier wijze raad voor. Een goede toespraak houden is volgens hem een kwestie van hard werken. Volgens hem dient een spreker ‘zijn nachtrust ervoor op te geven’ en moet hij ‘dagelijks het woord voeren ten overstaan van een aantal toehoorders, het liefst tegenover mensen van wie hij hun kritisch oordeel belangrijk vindt.’

Slide 3 - Tekstslide

[4] Quintilianus schrijft niet veel over omgaan met zenuwen. Maar hij noemt wel twee oefeningen die zich voornamelijk richten op de lichamelijke kant van het spreken. Die oefeningen leerde hij van de beroemdste spreker uit de Griekse oudheid, Demosthenes. Die trainde zijn ademhaling door zo veel mogelijk zinnen in één adem uit te spreken. Daarnaast draaide hij tijdens het oefenen van zijn toespraken constant een kiezelsteentje rond in zijn mond. Als hij het steentje daarna uitspuwde, rolden de woorden er vloeiend uit, omdat zijn kaakspieren goed opgewarmd waren.

Slide 4 - Tekstslide

[5] Ook nu, zo’n tweeduizend jaar later, blijft veel en goed oefenen het toverwoord. Inmiddels kan de techniek daarbij een aardig handje helpen: op je telefoon zijn veel apps te downloaden om het spreken voor een publiek beter onder de knie te krijgen, zoals Speech center VR en Virtual Orator. Bij de laatste app kun je met een timer presenteren.

[6] De meest spectaculaire apps werken op basis van virtual reality. Daarbij zet je een bril op die je toegang geeft tot een virtuele wereld. Plotsklaps sta je op een podium in een volle zaal of voor een klaslokaal. Dat betekent dat je je actief voorstelt hoe de presentatie zal verlopen, hoe de zaal eruitziet, hoe het publiek kijkt. Door deze vorm van trainen staat een spreker uiteindelijk veel steviger in zijn schoenen.

Slide 5 - Tekstslide

Kartonnen bril

[7] Kan virtual reality ook voor spreekangst het wondermiddel zijn? Onderzoek met de app VirtualSpeech naar de effecten ervan in presentatieonderwijs wijst dat wel uit. Met deze app kun je cursussen volgen en direct oefenen. Je hebt de keuze uit verschillende spreeksituaties, bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek, een vergadering of een klaslokaal.
[8] Voor studenten is die laatste situatie natuurlijk ideaal. Ze oefenen thuis hun presentaties in een virtueel driedimensionaal klaslokaal, dat ze betreden door hun smartphone in een kartonnen bril te zetten. Op die manier kunnen ze hun presentatie oefenen alsof ze voor hun medestudenten staan. De app geeft na afloop feedback op oogcontact, spreeksnelheid, volume en intonatie van de spreker. Ook houdt deze bij hoe vaak een spreker stopwoorden als ‘eh’ gebruikt.

Slide 6 - Tekstslide

[9] Uit een enquête onder vijfentwintig studenten noemden zes de feedback van de app zinvol. Een flinke meerderheid zag wel verbeterpunten voor de app. Allereerst was er een taalprobleem. De app is ingesteld op het Engels, terwijl de studenten presenteren in het Nederlands. Stopwoorden als ‘zeg maar’ werden dus niet herkend. Daarnaast leverde het problemen op bij de feedback op intonatie. Aangezien het Engels veel meer toonverschillen heeft, was de reactie op het vlakkere Nederlands erg streng.

Slide 7 - Tekstslide

[10] Verder vielen enkele praktische zaken aan de app tegen. De bril zat soms niet zo lekker en sommige studenten werden misselijk tijdens het oefenen. Ze hadden moeite om de balans te vinden tussen de echte wereld en de waarheidsgetrouwheid van de virtuele wereld. Te realistisch wordt als angstwekkend ervaren.

[11] Ondanks de bezwaren zit de grootse winst van virtualreality-apps in de mogelijkheid dat sprekers in hun eigen omgeving een volledige presentatie-ervaring krijgen. Ze staan in een zaal met hun eigen powerpointslides en voor een publiek dat ze alle aandacht geeft. De apps zijn een hulpmiddel, maar absoluut geen wondermiddel. Om een goede spreker te worden moet het oefenen en trainen altijd doorgaan.

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de tekst en lees de eerste alinea.

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Klamme handen
B
Presenteren
C
Presentatieapps

Slide 9 - Quizvraag

Op welke manier wordt de tekst in de lead, de vetgedrukte eerste alinea, ingeleid?
A
Door de aandacht te trekken met een pakkend detail.
B
Door een belangrijke conclusie voorop te stellen.
C
Door een belangrijke vraag te stellen.
D
Door een voorbeeld te geven bij het onderwerp van de tekst.

Slide 10 - Quizvraag

Je kunt de hoofdgedachte van de tekst in één zin samenvatten. Vul de zin aan.

Om goed te kunnen ... moet je regelmatig ..., daarbij kun je tegenwoordig van ... gebruikmaken.

Slide 11 - Open vraag


Alinea 3 en alinea 4 horen bij elkaar. Welk tussenkopje past het best boven deze alinea’s?
A
Adviezen uit de oudheid
B
Een steentje helpt
C
Tips van Demosthenes
D
Trainen of oefenen

Slide 12 - Quizvraag

In de laatste alinea geeft de schrijver ...
A
een conclusie
B
een toekomstverwachting
C
een waarschuwing
D
nieuwe informatie

Slide 13 - Quizvraag

Welk deel van de tekst geeft antwoord op de vraag in alinea 1 ‘Wat werkt wel en wat werkt niet?’
A
Alinea 2
B
Alinea 3+4 en alinea 7+8
C
Alinea 5 tot en met 9
D
Alinea 7 tot en met 11

Slide 14 - Quizvraag

Welk verband is er vooral tussen alinea 9 en alinea 10?
A
vergelijking
B
opsomming
C
voorbeelden
D
weerlegging

Slide 15 - Quizvraag


Welk tussenkopje past bij alinea 9 en 10 samen?
A
bezwaren
B
enquête
C
misselijk
D
zinvol

Slide 16 - Quizvraag

Virtueel presentaties oefenen helpt volgens de tekst. Vul het eerste woord in van de zin die duidelijk maakt dat oefenen met een spreekapp ook weer stress kan opleveren.

Slide 17 - Open vraag