Unit 4

Unit 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Unit 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Have you ever won something?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

translate: ik moet gaan, ik moet mijn werk afmaken.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

translate: je moet echt dat boek lezen!

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik moet stoppen, het regent.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Have to+ww
Staff have to wear ID badges at all times. 
Need to+ww
Visitors need to report to reception
Wanneer: laws, rules and regulations
Must+ ww
I must get to work early every day, it's when I get my best work done. 

Wanneer: verplichting die je jezelf oplegt. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Have to vs Must
Use have to for external obligations
  • My mother says I have to be home by 9pm. --> my mother requires it
  • The plane has to land because of bad weather --> weather requires it

Use must when obligation comes from speaker & for written instructions
  • I must be home by 9pm. --> I require it
  • You must log in to read your email. --> written directions

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

make a sentence: 'have to'

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a sentence 'must'

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a sentence 'must' ( written instruction)

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Should
Use should for giving advice or making suggestions
-  You should ask questions if you don't understand something. -> I advise/suggest it to you
- Father said I should wash my hands before dinner. -> He advises me to; I don't have to do it.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

make a sentence 'should'

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ............   visit my mum, I haven't seen her for ages!
They ..............    do their homework before next week's lesson
Must
Have to

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

MUSN'T
HAVE TO
SHOULD
SLEEP DE ZIN NAAR HET WOORD DAT JE MIST:
1. You   .......... call the hospital if you just have a cold

2. You ...........  drink lots of water when you have a cold
3. You............. study and train for a long time to become a doctor 

Slide 18 - Sleepvraag

SHOULD= ZOU MOETEN (advies)
HAVE TO= MOETEN (OPGELEGDE REGEL VAN IEMAND ANDERS)
MUST= MOETEN VAN JEZELF OF DE WET
MUSN'T= NIET MOETEN 
I _______ write John a letter.
(I require it)
A
has to
B
have to
C
must

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A sign says:
You _______ stop smoking!
A
has to
B
have to
C
must

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ... have applied for this job.
A
must
B
should

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My doctor says I ________ stop smoking.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ... use your mobile phone during an exam.
A
mustn't
B
shouldn't

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She _____ wear a uniform at work.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If you are overweight, you ... eat less.
A
must
B
should

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ... always read the conditions of sale.
A
must
B
should

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies