Oefenen toets hfd 2

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

J'ai une ..................famille (petit)

1. Petit
2. petits
3. petite
4. petites

J'ai un ................. frère

1. grande
2. grands
3. grand
4. grandes

Le français est .............. (facile)

1. Facile
2. Faciles
3. Facilee
4. Facileses

Le jardin est ..................(Beau)

1. Belle
2. Beaux
3. Belles
4. Beau

La voisine est ..........(beau)

1. Belle
2. Beau
3. Belles
4. Beaux

Vocabulaire

Noem zo veel mogelijk woorden die je al hebt geleerd/kent

Wat is hier het Franse woord voor

Wat is hier het Franse woord voor?

Wat is hier het Franse woord voor?

Welk dier is een "chat"

Welk dier is een "lapin"

Vertaal: Het huis

1. La maison
2. Les maisons
3. Le maison
4. La masion

Vertaal: De droom

1. Le reve
2. La rêve
3. les rêves
4. Le rêve

Vertaal: Het bed

1. L'armoire
2. Le lit
3. assez
4. propre

Phrases-clès

Tu as des frères?

1. Oui, j'ai deux frères
2. Non, j'ai une soeur
3. Oui, je suis un frère
4. Salut, ça va bien

Comment elle s'appelle, ta petite soeur?

1. Elle sappellent Chrissi
2. Il s'appelle Jean
3. Elle s'appelle Chrissi
4. Elles s'appelle Chrissi

Tu habites où?

1. J'habites à Doetinchem
2. J'ai habite à Doetinchem
3. Je habite à Doetinchem
4. J'habite à Doetinchem

Vertaal: Nee, ik woon in een boerderij

Wat ging al goed?

De grammatica van het bijvoeglijk naamwoord

De vocabulaire

De phrases-clès

Ik moet nog leren .............

De vocabulaire

Het bijvoeglijke naamwoord

De zinnen

Je leert wat je nog moet leren

ga naar je huiswerk 

- quizlet of uit je boekje leren

- Oefenen met het bijvoeglijke naamwoord (link) of naar de planning in je boek (oefenen bijvoeglijk naamwoord)