ABC van de stijlfiguren

Stijlfiguren!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren!

Slide 1 - Tekstslide

alliteratie

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

ALLITERATIE
Medeklinkers die hetzelfde zijn 
WILLIE WORTEL
HEERLIJK HELDER HEINEKEN

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

met man en .... vergaan

Slide 6 - Open vraag

door dik en ... steunen

Slide 7 - Open vraag

als puntje bij .... komt

Slide 8 - Open vraag

zonder blikken of ....

Slide 9 - Open vraag

van top tot ...

Slide 10 - Open vraag

Bedenk nu zelf een leuke alliteratie.

Slide 11 - Open vraag

assonantie  
De oude gouden auto. 

Slide 12 - Tekstslide

Ander voorbeeld

 

De wijze, kleine, geinige meid

Slide 13 - Tekstslide

welk stijlfiguur herken je?
De tuin ruikt kruidig.

A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 14 - Quizvraag

"Zondag zeker zwaar zeilen"

Dit is:
A
Assonantie
B
Alliteratie

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf een assonantie met 'aa'

Slide 16 - Open vraag

Schrijf een assonantie met 'ee'

Slide 17 - Open vraag

Schrijf een assonantie met 'uu'

Slide 18 - Open vraag

Antithese

Antithese is het moeilijke woord voor tegenstelling:


In Noorwegen is het 's winters ijskoud, maar in Zuid-Spanje blijft het lekker warm.





Slide 19 - Tekstslide

Een antithese is: ...
A
Twee tegengestelde begrippen dicht bij elkaar geplaatst
B
De ontkenning van een begrip waardoor het tegendeel versterkt

Slide 20 - Quizvraag

Climax + anticlimax
Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden.

      Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.


Anticlimax = het tegengestelde van een climax

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.

Slide 21 - Tekstslide

Opsomming: climax


Een climax bouwt op naar een hoogtepunt:


groot, groter, grootst

rijk, rijker, rijkst

3, 2, 1,... kaBOOOM!

Opsomming: anticlimax


Een anticlimax bouwt op naar een hoogtepunt, maar heeft een teleurstellende afloop.


Groot, groter, nog groter, klein

3, 2, 1,... plof


Slide 22 - Tekstslide

Enumeratio

Een enumeratio is een lange opsomming.


Voorbeeld:


 In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.

Slide 23 - Tekstslide

Maak een zin met een enumeratio.

Slide 24 - Open vraag

Ellips = weglating
(De groene en blauwe auto's)

Slide 25 - Tekstslide

repetitio = herhaling
voorbeeld:
Drommels, drommels
en nog eens drommels!

Slide 26 - Tekstslide

Repetitio

Bij een repetitio draait het om herhaling.  

Voorbeelden: 

 Je hebt mensen en mensen. Pipo en de p-p-pareldieven. Uur na uur na uur zagen we hetzelfde. Ik ben het zat, zat, zat. Drommels, drommels en nog eens drommels.

Slide 27 - Tekstslide

Hyperbool en understatement
Stijlfiguren

Slide 28 - Tekstslide

Hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Voorbeeld:  Hij barst van het geld. 


Je bedoelt: Hij is rijk.


Slide 29 - Tekstslide

Understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Voorbeeld: Zij heeft wel een paar centen.


Je bedoelt: ze is rijk.

Slide 30 - Tekstslide

understatement = afzwakking

Slide 31 - Tekstslide

Understatement

Slide 32 - Tekstslide

Litotes

Een bijzondere vorm van een understatement is de litotes. Daarmee ontken je het tegenovergestelde.


Voorbeeld:  Ze zijn niet arm.


Je bedoelt: Ze zijn rijk.


Slide 33 - Tekstslide

Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
litotes

Slide 34 - Quizvraag