3KB prepositions time and place

prepositions
Log in lessonup

 homework on your table: kader: Do exercise 32 (p. 100)
T: Do exercise 27 (p. 99,100)

Study theme words on quizlet
link kader
link tl



timer
5:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

prepositions
Log in lessonup

 homework on your table: kader: Do exercise 32 (p. 100)
T: Do exercise 27 (p. 99,100)

Study theme words on quizlet
link kader
link tl



timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Today
Aan het einde van de les heb je geoefend met de woordjes door een quiz
Aan het einde van de les begrijp je het verschil tussen in, at en on

Slide 2 - Tekstslide

Check vocabulary
let's do a quiz

Slide 3 - Tekstslide

korte uitleg
prepositions time and place

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica uitleg
ik wil graag klassikaal meedoen met de uitleg
ik ga zelfstandig aan de slag met de lessonup en de opdrachten

Slide 5 - Poll

Grammatica uitleg
Pak je notitieboek voor je
Maak een schema

Ga naar lessonup les en doe test 2 prepositions + opdrachten in je werkboek

Slide 6 - Tekstslide

Prepositions of time
at - in - on

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

I have school ... 9 am.

Slide 9 - Open vraag

My birthday is ... May 25th.

Slide 10 - Open vraag

I like to read ... the evening.

Slide 11 - Open vraag

He studies better ... night.

Slide 12 - Open vraag

Prepositions of place
at - in - on

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Prepositions of place:
I'm ______ my car.
A
at
B
in
C
on

Slide 15 - Quizvraag

You're inside an area
in this case a car

Therefore: in

Slide 16 - Tekstslide

Prepositions of place:
I'm ______ the bus.
A
at
B
in
C
on

Slide 17 - Quizvraag

Public transport
therefore: on

Slide 18 - Tekstslide

Prepositions of place
Julie is ____ school.
A
on
B
in
C
at
D
by

Slide 19 - Quizvraag

specific location
therefore: at

although you can be in school, if you mean a specific school (the school you go to) it's at

Slide 20 - Tekstslide

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
I’m on an airplane.
B
I’m in an airplane.

Slide 21 - Quizvraag

Public transport
therefore: in

Slide 22 - Tekstslide

Prepositions of place:
Julie is ____ the building site.
A
on
B
in
C
at
D
by

Slide 23 - Quizvraag

Specific location
therefore: at

Slide 24 - Tekstslide

I understand the prepositions on/at/in
Yes
Not yet

Slide 25 - Poll

Time to work!
What: Kader: do exercise 32, 33 WB page 146, 147
             TL: Do exercise 27a, b WB page 149, 150
             Do link1 , link2 and link3
How: together or on your own
Help: book, teacher
Time: 10 minutes
Done? Study vocabulary theme 4 on quizlet (magister link)

Slide 26 - Tekstslide

Conclusion
Aan het einde van de les begrijp je het verschil tussen in, on en at

huiswerk:
Kader: do exercise 32, 33 WB page 146, 14
TL: Do exercise 27a, b WB page 149, 150

Slide 27 - Tekstslide