Les 21 K3 der, die und das quiz

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Du hast 3 min für:



  • mobiel in je tas
  • iPad/boeken op tafel
  • Deelnemen met klassencode
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Das Programm
  • Logo Deutschland!
  • Wiederholung
  • An die Arbeit!

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je al?
We gaan kijken hoeveel je zonder uitleg al weet. We beginnen met een mindmap.
Je kunt woorden invoeren die in je op komen bij de woorden
Der, die of das

Slide 4 - Tekstslide

Der, die of das

Slide 5 - Woordweb

mannelijk = der
dieren van het mannelijke geslacht 
bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

Slide 6 - Tekstslide

vrouwelijk = die
dieren van het vrouwelijk geslacht 
bijv. die Kuh = de koe, die Wölfin = de wolvin 
woorden, die eindigen op: 
-schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 
De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, dus die


Slide 7 - Tekstslide

onzijdig = das
hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden 
bijv. das Hoffen, das Denken 
woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 
de meeste woorden waar je "het" voor staat, zijn in het Duits das

Slide 8 - Tekstslide

An die Arbeit!
Was?
Kapitel 3: Grammatikspiel
Wie?
Zu dritt
Wie lange?
15 Minuten
Hilfe?
Benutze die Grammatik Instruktionen auf dem Buch.
Fertig?
Machen: E Grammatik: Aufgaben
26, 27, 29, 30
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Wiederholung
QUIZ Der, die und das

timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Der, die oder das?
Büchlein (boekje)
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

Der, die oder das?
Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

Der, die oder das?
Westen
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Der, die oder das?
Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Der, die oder das?
Tüchlein (doekje)
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Der, die oder das?
März
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Der, die oder das?
Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Der, die oder das?
Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mittwoch
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Der, die oder das?
Norden
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Der, die oder das?
Freitag
A
der
B
das
C
die

Slide 23 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Der, die oder das?
Adresse

A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Der, die oder das?
Universität
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Der, die oder das?
Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Der, die oder das?
Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Terugblik op de les
Tevreden
Ontevreden
Verrast
Geleerd
Ontdekt

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide