34H_Wechselpräpositionen

Naamvallen
Keuzevoorzetsels
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

Groen - makelijke opdrachten. Dat moet je weten. 

Oranje -  zulke opdrachten vind je bij de volgende repetitie. Als je deze kan, ben je goed voor de rep. voorbereid. 

Rood -  extra opdrachten. Hier kun je extra met de stof oefenen, zodat je de stof beheerst.

Slide 2 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 3 - Tekstslide

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 4 - Quizvraag

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 5 - Quizvraag

Meine Schwester ist bei d... Zahnarzt.
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 6 - Quizvraag

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 7 - Quizvraag

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 8 - Quizvraag

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 9 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.
 
Kijk eerst het instructiefilmpje op de volgende slide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Je gaat nu oefenen met de nieuwe lesstof.  Ga naar de volgende slide en klik op de afbeelding. Als het makkelijk voor je is, ga dan naar de extra oefening. Als je het toch nog lastig vindt, kies dan extra uitleg


Slide 12 - Tekstslide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   wann?(=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 13 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 14 - Tekstslide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 15 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 16 - Tekstslide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen.
B
Ich sitze neben den Frauen
C
Ich gehe in das Schwimmbad
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 19 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 20 - Quizvraag

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Für die Reise müssen wir tanken
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer
Ich wohne über dem Geschäft 
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch

Slide 21 - Sleepvraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 22 - Open vraag

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 23 - Open vraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 24 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 25 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 26 - Quizvraag

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 27 - Quizvraag

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 28 - Quizvraag

Lastig?
Als je verder wilt oefenen: op de volgende slide staat een uitlegvideo en daarna is er nog een extra opgave. 
Goed lezen!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link