thema 1 je gezondheid basisstof 5 drugs

Bassistof 5 drugs
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bassistof 5 drugs

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je van drugs

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je kunt drugs verdelen in groepen, je weet wat de werking is en voorbeelden noemen.
  • Je kunt omschrijven wat cannabis is. Je kunt de effecten noemen van het gebruik op de korte termijn en de lange termijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Drugs
Drugs zijn genotmiddelen die je gedrag beinvloeden. Drugs zijn slecht voor je gezondheid. 

Drugs kun je oververdelen in harddrugs en softdrugs. 
Harddrugs zijn zeer gevaarlijk en risicovol voor de gezondheid. voorbeelden zijn: heroine, cocaine, amfetamine, lsd en XTC. Het verkoop van harddrugs is verboden.

Slide 6 - Tekstslide

Softdrugs zijn ook gevaarlijk maar de risico's zijn minder groot. 
Voorbeelden zijn: cannabis en GHB. In een coffeeshop worden softdrugs verkocht. 


Slide 7 - Tekstslide

Welke drugs is softdrugs
A
XTC
B
LSD
C
cannabis
D
heroïne

Slide 8 - Quizvraag

Wat doen drugs met je?

Slide 9 - Open vraag

Werking van drugs 
  • Stimulerende middelen: krijgt hier meer energie van, worden ook wel partydrugs genoemd. Hebben een opwekkend effect.  Je kunt uren dansen zonder moe te worden. bijv. amfetamine, speed, cocaine.
  • Verdovende middelen: mensen voelen zich slaperig, ze vergeten hun problemen. alcohol en slaapmiddelen zijn verdovende middelen.

Slide 10 - Tekstslide

  • Bewustzijnsveranderende middelen: (tripmiddelen) Je beleeft de wereld heel anders om je heen. beelden, kleuren en geluiden veranderen helemaal. bijv. hasj, weed, LSD en paddo's.

Sommige drugs hebben meerdere werkingen. bijv. XTC, dit werkt oppeppend maar verandert ook je waarneming. 

Slide 11 - Tekstslide

Manier van gebruik 
Soorten drugs
Verdovende middelen
Stimulerende middelen
Bewustzijns-veranderende middelen

Slide 12 - Tekstslide

Wiet (een joint) is een
A
stimulerend middel
B
bewustzijns-veranderend middel
C
verdovend middel

Slide 13 - Quizvraag

XTC is een
A
stimulerend middel
B
bewustzijns-veranderend middel
C
verdovend middel

Slide 14 - Quizvraag

wat hoort waarbij
stimulerende middelen 
verdovende middelen 
bewustzijnsveranderende middelen

speed
Heroine 
LSD
Cocaine
alcohol
Hasj

Slide 15 - Sleepvraag

cocaïne, xtc, speed en cafeïne zijn voorbeelden van:
A
stimulerende middelen (uppers)
B
waarnemings- veranderende middelen (trippers)
C
verdovende middelen (downers)

Slide 16 - Quizvraag

Cannabis
Hasj en marihuana zijn veel voorkomende drugs. Ze komen van de hennepplant. De latijnse naam is Cannabis sativa. Daarom noem je hasj en marihuana ook wel cannabis of hennepproducten. 
Hasj bestaat uit samengeperste plakken hars uit de hennepplant. Marihuana bestaat uit de vrouwelijke bloemtoppen van de hennepplant.
Het roken van cannabis heet blowen, je mengt het in een lange sigaret met tabak. Het eten kan ook, je mengt cannabis door cakebeslag, dit heet spacecake.

Slide 17 - Tekstslide

Effecten van cannabis 
Cannabis versterkt je stemming. Voel je goed dan voel je nog beter. Voel je verdrietig dan voel je nog verdrietiger. 
Bij een licht gevoel in je hoofd ben je high. Als je armen benen zwaar aanvoelen ben je stoned. Door cannabis beleef je de dingen anders. 
Als je misselijk en duizelig wordt dan heet dat flippen.  

Slide 18 - Tekstslide

Cannabis en je gezondheid 
Als je elke dag cannabis gebruikt, wordt je geestelijk afhankelijk. Bij cannabis heb je niet steeds meer nodig voor hetzelfde effect. 
Blowen kan rokersziekten zoals longkanker en bronchitis veroorzaken.  Meisjes kunnen onregelmatig ongesteld worden en bij jongens neemt de productie van de zaadcellen af. 

Slide 19 - Tekstslide

Cannabis is verslavend.
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Drugs die gedoogd worden zijn..
A
Hasj
B
Cannabis
C
Weed
D
XTC

Slide 21 - Quizvraag

Noem de effecten van cannabis

Slide 22 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 23 - Open vraag