Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
HERHALING Woordenschat voorbereiding examen L+L - in les 3
WAT BETEKENT:
hippopotomonstrosesquippedaliofobie
(uitspraak: hip·po·po·to·mon·stro·ses·quip·pe·da·li·o·fo·bie)
A
Angst voor grote monsters
B
Angst voor dunne nijlpaarden
C
Angst voor lange woorden
D
Angst voor kleine pedaalemmers
1 / 32
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
WAT BETEKENT:
hippopotomonstrosesquippedaliofobie
(uitspraak: hip·po·po·to·mon·stro·ses·quip·pe·da·li·o·fo·bie)
A
Angst voor grote monsters
B
Angst voor dunne nijlpaarden
C
Angst voor lange woorden
D
Angst voor kleine pedaalemmers
Slide 1 - Quizvraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Korte herhaling theorie Woordenschat
Slide 4 - Tekstslide
THEORIE 1.1
Gebruik deze tips om de betekenis af te leiden uit de tekst:
Lees de hele zin waarin het woord staat.
Controleer of er in de tekst een
synoniem, omschrijving
,
tegenstelling
of
voorbeeld
genoemd wordt.
Let op
illustraties
.
Slide 5 - Tekstslide
THEORIE 1.1
ZOEK VOORBEELDEN
Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden.
Zoek naar een voorbeeld, let op signaalwoorden:
zoals,
bijvoorbeeld, neem nou, denk aan
.
Slide 6 - Tekstslide
HERHALING THEORIE 1.2
1.2 Betekenis afleiden uit het woord
Slide 7 - Tekstslide
THEORIE
Soms kun je de betekenis van een
onbekend woord
vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een deel van het woord?
Herken je voor- en/of achtervoegsels bij het woord?
Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?
Slide 8 - Tekstslide
THEORIE
Ik herken een deel van het onbekende woord:
voorrangsregel
Ik herken een voor- en/of achtervoegsel van het onbekende woord:
heractiveren
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik wel ken:
circuleren
Slide 9 - Tekstslide
OEFENEN
Slide 10 - Tekstslide
De leerlingen voeren veel klusjes uit.
Synoniem voor: voeren uit (uitvoeren)
A
berichten
B
neertellen
C
verrichten
D
invoeren
Slide 11 - Quizvraag
De brug is er slecht aan toe.
Tegenovergestelde voor 'is er slecht aan toe':
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen
Slide 12 - Quizvraag
Ongelijk
(woord met voorvoegsel)
Wat is de betekenis?
A
wel hetzelfde
B
niet hetzelfde
C
niet mogelijk
D
wel mogelijk
Slide 13 - Quizvraag
Zorgeloos
Geef een omschrijving
A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen
Slide 14 - Quizvraag
Als ik te laat ben voor school dan bedenk ik een smoes, bijvoorbeeld:
A
toen kreeg ik straf.
B
de brug stond open.
C
morgen ga ik naar de kapper.
D
iets wat je verzint.
Slide 15 - Quizvraag
HERHALING THEORIE 1.3
1.3 Figuurlijk taalgebruik
Slide 16 - Tekstslide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
Bij
letterlijk taalgebruik
bedoel je precies wat er staat.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
De bloemen die Bart en Maya in het tuincentrum hebben gekocht, krijgen een plekje in de tuin.
Slide 17 - Tekstslide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Iemand gebruikt
figuurlijk taalgebruik
als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
Bart en Maya vieren uitbundig feest.
Slide 18 - Tekstslide
THEORIE
Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. Voorbeelden zijn:
onder één hoedje spelen
een open deur intrappen
twee zielen, één gedachte
twee handen op één buik
Slide 19 - Tekstslide
OEFENEN
MAAK DE UITDRUKKING AF
Slide 20 - Tekstslide
Maak de uitdrukking af:
Iemand voor vol ....
A
aanzien
B
gieten
C
bloeden
D
hebben
Slide 21 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Een appeltje voor de ...
A
dorst lessen
B
hitte hebben
C
paarden kopen
D
dorst hebben
Slide 22 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Zijn schaapjes op het ...
A
droge kennen
B
droge geven
C
land tellen
D
droge hebben
Slide 23 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Met twee maten ...
A
matten
B
atten
C
zweten
D
meten
Slide 24 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Doen alsof je neus ...
A
groeit
B
bloeit
C
bloedt
D
jeukt
Slide 25 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Iemand ervan ...
A
langs schieten
B
langs geven
C
ergens meegeven
D
langs halen
Slide 26 - Quizvraag
Maak de uitdrukking af:
Iets in de oren ...
A
proppen
B
stoppen
C
knopen
D
boren
Slide 27 - Quizvraag
NOG DRIE WOORDEN
Slide 28 - Tekstslide
Wat betekent:
ACCURAAT
A
ZORGZAAM
B
ZORGVULDIG
C
ZORGELIJK
D
ACCUAPPARAAT
Slide 29 - Quizvraag
Wat betekent:
COMPENSATIE
A
MUZIEKSTUK
B
VERWARRING
C
OVEREENKOMST
D
VEREFFENING
Slide 30 - Quizvraag
Wat betekent:
RESTITUEREN
A
TERUGBETALEN
B
UIT ETEN GAAN
C
TERUGNEMEN
D
ALLEEN BLIJVEN
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.1 + 1.2 + 1.3
November 2021
- Les met
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
October 2021
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 / 1.4
February 2025
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Examentraining 1
May 2025
- Les met
51 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Woordenschat 1.3 - P1a
March 2022
- Les met
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.1 + 1.2 + 1.3
October 2021
- Les met
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
November 2021
- Les met
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1