Oefenen naamvallen 1e, 3e en 4e naamval

Quiz naamvallen

1e, 3e en 4e naamval
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Quiz naamvallen

1e, 3e en 4e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin:
Der Mann schenkt unseren Kindern ein Buch
A
Der Mann
B
schenkt
C
unseren Kindern
D
ein Buch

Slide 2 - Quizvraag

Er kauft das Buch.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Er
B
kauft
C
das Buch
D
Buch

Slide 3 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief
A
Der Mann
B
seinen Eltern
C
schreibt
D
einen Brief

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
Der Mann schenkt unseren Kindern ein Buch
A
Der Mann
B
schenkt
C
unseren Kindern
D
ein Buch

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het MV in deze zin:
Der Mann schenkt unseren Kindern ein Buch
A
Der Mann
B
schenkt
C
unseren Kindern
D
ein Buch

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het LV in deze zin:
Der Mann schenkt unseren Kindern ein Buch
A
Der Mann
B
schenkt
C
unseren Kindern
D
ein Buch

Slide 7 - Quizvraag

Hans ist ein netter Junge.

Wat is het onderwerp?
A
Hans
B
ist
C
ein netter Junge
D
Junge

Slide 8 - Quizvraag

hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan wie of voor wie?
B
wie of wat + onderwerp
C
de zin vragend maken
D
de zin ontkennend maken

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 10 - Quizvraag

Hoe vraag je naar het onderwerp in de zin?
A
wie
B
wat
C
wie/wat + gezegde
D
wie/wat + gezegde + onderwerp

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide