,

H2 werkloos toetsvoorbereiding

H2 werkloos - voorbereiding toets
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 werkloos - voorbereiding toets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 1 - werk over en werk te kort
- aanbod van arbeid
- beroepsbevolking
- vraag naar arbeid
- vacatures
- werkgelegenheid
- arbeidsjaren
- arbeidsmarkt
- krappe en ruime arbeidsmarkt
- arbeidsplaatsen
- deeltijd- en voltijdbanen
- arbeidsvoorwaarden 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanbod van en vraag naar arbeid
  • Aanbod van arbeid komt vanaf de mensen 
  • Vraag naar arbeid komt vanaf de bedrijven
  • Arbeidsmarkt = het geheel van aanbod van en vraag naar arbeid
  • Vraag > aanbod = geen werkloosheid
  • Vraag < aanbod = wel werkloosheid

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruime arbeidsmarkt = Aanbod arbeid > Vraag arbeid

Krappe arbeidsmarkt = Vraag arbeid > Aanbod arbeid
                                                                           of      
                                                  Aanbod arbeid < Vraag arbeid



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krappe en ruime arbeidsmarkt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben het eerder gehad over de arbeidsmarkt. Weet je nog wie de vragers en wie de aanbieders zijn op de arbeidsmarkt? Schrijf hieronder op!

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is er op dit moment een krappe of een ruime arbeidsmarkt in NL? Leg je antwoord uit (want, omdat)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsplaatsen
 Alle beschikbare betaalde banen bij elkaar zijn de arbeidsplaatsen
De arbeidsplaatsen zijn bezet of onbezet. Bij onbezet is er sprake van een vacature.

Werkgelegenheid = alle bezette en onbezette arbeidsplaatsen                                                                bij elkaar. 
7.1

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
beschrijf het aanbod van arbeid.
Opdracht
beschrijf de vraag naar arbeid.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgelegenheid
Deeltijdbaan
Voltijdbaan
  • Fulltime baan
  • Parttime baan
  • meer dan 36 uur per week
  • minder dan 36 uur per week
Eén arbeidsjaar = een voltijdbaan. Twee halve banen bij elkaar is dan één arbeidsjaar.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsjaren
1 arbeidsjaar = 1 voltijd baan
1 arbeidsjaar = 2 deeltijd banen
1 arbeidsjaar = 4 kwart banen

Met een arbeidsjaar kun je de werkgelegenheid meten.
Wanneer het aantal banen harder stijgt dan het aantal arbeidsjaren zijn er meer mensen met een deeltijdbaan.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 2 - een ruime arbeidsmarkt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Wat zijn de oorzaken van werkloosheid?
  • Welke soorten werkloosheid zijn er?
  • Hoe kan je de werkloosheid verminderen?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten werkloosheid
  1. Conjucturele werkloosheid
  2. Structurele werkloosheid
  3. Seizoenswerkeloosheid
  4. Regionale werkloosheid
  5. Frictiewerkloosheid



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welk soort werkloosheid is hier sprake?: Computersystemen hebben bij banken en verzekeringsmaatschappijen het werk van veel administratief personeel overbodig gemaakt.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een oorzaak van werkloosheid is een niet geschikte opleiding of geen opleiding. Hoort deze werkloosheid bij structurele werkloosheid of bij frictiewerkloosheid of bij conjuncturele werkloosheid? Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.4    Arbeidsmarkt 
Werkloosheid kan verschillende oorzaken hebben:



Slide 17 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Paragraaf 3 - de concurrentiepositie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfstijd
De totale tijd dat er in een bedrijf wordt geproduceerd

(sommige bedrijven zijn 24 uur open)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfstijd
Bij een langere bedrijfstijd gaan de vaste kosten per product OMLAAG. 
Bijvoorbeeld door een machine te verdelen over meer producten. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe stijgt je concurrentiepositie?
• lagere lonen;
• nieuwe machines en gereedschappen (minder werknemers en lagere loonkosten);
• lagere belastingen en sociale premies (lagere loonkosten);
• een langere bedrijfstijd (de bedrijfskosten dalen per product)

Bedrijfstijd = de tijd dat er door een bedrijf wordt geproduceerd.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redeneringen van economen
1. afzet is groter
2. de concurrentiepositie is beter
3. de lonen zijn lager dan in het buitenland
4. de loonkosten per product zijn lager
5. de verkoopprijzen zijn lager
6. de werkgelegenheid wordt groter
Wat is een logische redenering? 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kostprijs
- De kosten die worden gemaakt voor een product. 
- De kostprijs heb je nodig om uiteindelijk de verkoopprijs te bepalen. 
- Wanneer je de kostprijs en de verkoopprijs weet, kan je ook de winst per product uitrekenen. 
- Kostprijs = inkoopprijs + bedrijfskosten per product



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kostprijs per product

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De winnaars van concurrentie krijgen steeds meer klanten.
De verliezers van concurrentie raken steeds meer klanten kwijt.

De concurrentiepositie wordt beter als de kostprijs daalt (Inkoopprijs + kosten per product).



De kostprijs daalt door:
- Lagere lonen
- Lagere inkoopprijs
- Moderne machines





Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 4 - de conjuctuur
- bestedingen
- hoog- en laagconjuctuur
- conjuncturele werkloosheid
- loon-prijsspiraal

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rente en bestedingen 
Rente omhoog 
Minder lenen, meer sparen
hoeveelheid geld daalt 
Bestedingen dalen
Prijzen dalen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctuur
Hoog conjunctuur > gaat goed met de economie

Laag conjunctuur > gaat minder goed met de economie

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse economie deed het altijd fantastisch, 2019 was een top jaar
Hoe noem je zo'n conjunctuur?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij een situatie van hoogconjunctuur? Meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A veel vacatures
B hoge werkloosheid
C weinig mensen veranderen van baan
D stijgende lonen
E lage werkloosheid
F dalende lonen

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 5 - meer kans op werk
- flexibele werktijden
- scholing

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten scholing 
  • Herscholing: 
Opfrissen

  • Bijscholing:
Toevoegen
  • Omscholing: 
    Nieuw beroep

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 6 - de overheid grijpt in
- loonkostensubsidie 
- belastingen
- sociale premies 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§7 kansrijk en kansarm
- Werkloosheid onder vrouwen is hoger dan onder mannen
  • Beter betaalde banen voor mannen
  • Vrouwen werken vaker in deeltijd
  • Discriminatie

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen gelijke kansen?
Ouderen en mensen met een migratieachtergrond
vinden moeilijker werk. 
Vrouwen verdienen minder dan mannen met dezelfde functie.

De Algemene wet gelijke behandeling moet dit voorkomen.
Deze wet verbiedt onderscheid op basis van:
geslacht
religie
leeftijd
afkomst












Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vrouwen minder verdienen dan mannen?
- discriminatie
- meer laagbetaalde banen
- meer deeltijd werk
- minder hoge salarisschaal 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies