Voorbereiding TW6 H7+8

Voorbereiding TW6
Hoofdstuk 7 + 8           
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecondary Education

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding TW6
Hoofdstuk 7 + 8           

Slide 1 - Tekstslide

Wat doet de overheid om een gedrag te stimuleren?
A
Subsidie geven
B
Innovatie
C
Accijns heffen
D
kwaliteit behouden

Slide 2 - Quizvraag

Wat doet de overheid om een gedrag af te remmen?
A
Subsidie geven
B
Innovatie
C
Accijns heffen
D
Kwaliteit behouden

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noem je voorzieningen die voor iedereen zijn en de overheid betaald ervoor?
A
Collectieve sector
B
Collectieve goederen
C
Particuliere sector
D
Particuliere goederen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het grootste verschil tussen collectieve sector en particuliere sector?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het begrip voor 'bedrijven concurreren op prijs en kwaliteit om een overheidstaak uit te voeren'?
A
Privatiseren
B
Collecteren
C
Marktwerking
D
Concurreren

Slide 6 - Quizvraag

Wat versta je onder sociaal minimum?
A
voorzieningen zoals onderwijs, zorg en huurwoningen
B
een bedrag dat je van de overheid krijgt om te kunnen leven
C
sociale verzekeringen
D
sociale voorzieningen

Slide 7 - Quizvraag

Welk beginsel gaat uit van de actieven betalen voor niet-actieven?
A
Collectiebeginsel
B
Profijtbeginsel
C
Draagkrachtbeginsel
D
Solidariteitsbeginsel

Slide 8 - Quizvraag

Sociale verzekeringen bestaan uit
A
werknemersverzekeringen
B
volksverzekeringen
C
sociale voorzieningen
D
sociale zekerheid

Slide 9 - Quizvraag

wat is het verschil tussen directe en indirecte belastingen?
A
Direct betaal je rechtstreeks aan de overheid, indirect via de winkelier
B
Direct betaal je direct aan de winkelier, indirect via de overheid

Slide 10 - Quizvraag

Wat houdt het draagkrachtbeginsel in?
A
Sterken helpen de zwakken
B
als je iets gebruikt heb je er profijt van
C
je kan meer belasting betalen
D
Je hebt minder draagkracht

Slide 11 - Quizvraag

Begrotingstekort is als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De overheid leent geld bij een begrotingstekort. Dit noemen we
A
rente
B
aflossing
C
staatsschuld
D
uitgaven

Slide 13 - Quizvraag

1 mld = .... mln
A
10
B
100
C
1.000
D
10.000

Slide 14 - Quizvraag

Bereken hoeveel procent de sociale zekerheid (90,1 mld) is van de totale uitgaven (287,5 mld).

Slide 15 - Open vraag

Bereken de importpercentage.
Invoerwaarde = 376 mld
Uitvoerwaarde = 412 mld
National inkomen = 809 mld

Slide 16 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met een sterke internationale concurrentiepositie?
A
een land verdient veel geld
B
een land doet veel aan import
C
een land doet veel aan export
D
een land kan beter en goedkoper produceren dan andere landen

Slide 17 - Quizvraag

Welke is geen protectiemaatregel?
A
Importsubsidie
B
Contingentering
C
Invoerverbod
D
Importheffing

Slide 18 - Quizvraag

Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking.
Nationaal inkomen = 6.145 mld
Bevolking = 1.200 mln

Slide 19 - Open vraag

Het inkomen per hoofd van de bevolking was in 2000 €4.601 en in 2020 €3.345.
Bereken in procenten hoeveel het is gedaald.

Slide 20 - Open vraag