2A: Ontleden en naamvallen

Satzanalyse / naamvallen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Satzanalyse / naamvallen

Slide 1 - Tekstslide

Neue Grammatik / wiederholen! 
Heute lernen/üben wir:

  • zinnen ontleden (zinsdelen benoemen);
  • Je weet wat er wordt bedoeld met de 1e , 3e en 4e naamval;
  • Je kunt het schema van der-Gruppe en de ein-Gruppe in het Duits in de 1e, 3e en 4e naamval gebruiken (blz. 131)

Slide 2 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken je in het Duits?
Duitse lidwoorden

Slide 3 - Woordweb

Lektion 1,  de der-Gruppe (Seite 104)

Slide 4 - Tekstslide

Lektion 1, de ein-Gruppe + bezittelijk voornaamwoord, Seite 104

Slide 5 - Tekstslide

Ontleden: HIJ/HEM-test 
1e naamval    =   onderwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HIJ)
3e naamval   =   meewerkend voorwerp van de zin (zinsdeel vervangen door AAN HEM/VOOR HEM)
4e naamval   =   lijdend voorwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HEM)

Ich habe meinem Großvater eine Karte aus Österreich geschickt.   

Welk zinsdeel kan je door HIJ vervangen en is dus onderwerp (1e naamval)?
Welk zinsdeel kan je door HEM vervangen en is dus lijdend voorwerp (4e naamval)
Welk zinsdeel kan je door AAN HEM/VOOR HEM vervangen en is dus meewerkend voorwerp




Slide 6 - Tekstslide

Voorkennis: Nederlands
Ontleden
Het ONDERWERP vind je door:
A
de zin vragend te maken
B
de zin in de verleden tijd te zetten
C
wie/wat + gezegde?
D
wie/wat+gezegde+ lijdend voorwerp?

Slide 7 - Quizvraag


Het lijdend voorwerp vind je door:
A
de zin vragend maken
B
wie / wat + persoonsvorm?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie / voor wie?

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + persoonsvorm?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie/voor wie?

Slide 9 - Quizvraag

Ich habe den Lehrer am Mittwoch in der Stadt gesehen.
den Lehrer is...
A
het onderwerp
B
het lijdend voorwerp
C
het meewerkend voorwerp
D
het gezegde

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Mein Bruder hat ein neues Auto gekauft.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Ich habe meinem Freund zum Geburtstag ein Geschenk gegeben.

Slide 12 - Open vraag

Samenvattend: Satzanalyse = zinsdelen herkennen

1e naamval = onderwerp                       3e naamval = meewerkend voorwerp
Zinsdeel vervangen door HIJ              Zinsdeel vervangen door AAN/VOOR HEM
Of vragen wie/wat + gezegde?           Of vragen AAN/VOOR wie + gezegde + onderwerp?

4e naamval = lijdend voorwerp 
Zinsdeel vervangen door HEM 
Of vragen wat + gezegde + onderwerp?

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp in de zin vinden en weet daardoor in welke naamval het zinsdeel staat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Stufenplan bij schema A en B

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen: Gebruik het Stufenplan en schema A of B (blz. 131) en vul in...

Slide 16 - Tekstslide

Mein__ Opa (m) spielt am Dienstag ein__ Tennisspiel (o).
A
mein, ein
B
meine, einem
C
meinen, einem
D
meinem, eines

Slide 17 - Quizvraag

D.. Jungen (m) schreibt sein.. Freundin(v) ein... Liebesbrief (m).
A
der, seiner, einen
B
das, seinen, eine
C
die, seine, ein
D
den, seiner, einen

Slide 18 - Quizvraag

Mein.. Schule (v) hat ein.. großen Sportplatz (m)
A
meine, einen
B
meinen, einen
C
mein, einen
D
meine, ein

Slide 19 - Quizvraag

Vul nu zelf in:
(alle) ___ Schüler (mv) aus Klasse 2AT1 und 2AT2 haben letzte Woche (ein) ___ Austausch (m) gehabt.

Slide 20 - Open vraag

Het verschil tussen de DER-Gruppe en EIN-Gruppe begrijp ik en ik kan schema A en B toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Und jetzt:
üben, üben, üben....

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide