Faalangst

Faalangst

Marlo Maarseveen 
1MZ4D 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Faalangst

Marlo Maarseveen 
1MZ4D 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is faalangst? 
het is letterlijk de angst om te falen, hierbij ben je veeleisend naar jezelf toe, juist door deze grote angst ga je vaak onder je niveau presteert. je vergeet je eigenwaarde door een negatief zelfbeeld, het kan je daarom ook erg in de weg zitten, in prive, werk en het sociale leven. 

Slide 2 - Tekstslide

Symptomen faalangst 
  • Zweten 
  • Trillen 
  • Hoofdpijn 
  • Nagelbijten 
  • Hyperventilatie  

Slide 3 - Tekstslide

Soorten faalangst 
  • cognitieve faalangst 
  • Sociale faalangst 
  • Motorische faalangst  

Slide 4 - Tekstslide

Cognitieve faalangst 
deze angst komt voor met leren, je heb hierbij moeite om te laten zien wat je hebt geleerd. Je bent zenuwachtig, je kan dan nog zo goed geleerd hebben, maar toch kan je al een paar dagen van te  voren zenuwachtig zijn. je bent bang dat je het toch niet meer kan en met de toets alles fout gaat. 

Slide 5 - Tekstslide

Sociale faalangst 
je hebt hierbij moeite met contacten maken, je bent bang dat je iets niet goed doet en denkt telkens na over wat anderen van je zullen vinden. 
ook komt dit voor wanneer je in groepsverband moet spreken of presenteren. ook hier ben je bang en denk je na over wat anderen van je zullen vinden. 

Slide 6 - Tekstslide

Motorische Faalangst 
hierbij moet je denken aan het onder controle houden van je lichaam wanneer je onder druk staat. fysiek ben je er helemaal bij, maar de angst om te falen zorgt er voor dat het toch niet goed lukt, ook al kan je iets nog zo goed. denk aan, penalty nemen.

Slide 7 - Tekstslide

Psychische symptomen 
  • Denken dat anderen beter zijn 
  • veel piekeren 
  • liegen en smoesjes bedenken 
  • boos, opstandig en druk gedragen 
  • complimenten niet aan nemen  

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat zal iemand met faalangst zeggen:
A
Ik kan het wel en dat ligt aan mij
B
Ik kan het wel, maar dit ligt niet aan mij
C
Ik kan dit niet, maar dat ligt niet aan mij
D
Ik kan het niet en dat ligt aan mij

Slide 10 - Quizvraag