Paragraaf 2.2 Oplossen met inklemmen deel 2

Inklemmen
Leerdoel: in kan vergelijkingen oplossen met inklemmen

Zoektocht
Bij inklemmen zoek je naar de oplossing door steeds een ander getal te proberen. 

Kennen:
Stappen voor het oplossen met inklemmen

Kunnen:
Oplossen met inklemmen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Inklemmen
Leerdoel: in kan vergelijkingen oplossen met inklemmen

Zoektocht
Bij inklemmen zoek je naar de oplossing door steeds een ander getal te proberen. 

Kennen:
Stappen voor het oplossen met inklemmen

Kunnen:
Oplossen met inklemmen

Slide 1 - Tekstslide

Inklemmen = uitproberen
Bij inklemmen zoek je naar de oplossing voor een formule door telkens een ander getal te proberen.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld

Dorien berekent haar inkomsten met de formule:


Stel Dorien verdient € 37. 
Je weet nu dat de formule moet leiden tot een uitkomst van € 37. 


Je krijgt dan als formule:
37 = 2 + 3,50 × tijd in uren.  

Dit is een vergelijking. Je mag het ook omdraaien. Je krijgt dan
2 + 3,50 × tijd in uren = 37.

Slide 3 - Tekstslide

Opgave
Jarco berekent zijn inkomsten met de formule


Stel hij verdient in vakantie € 95,90. Hoeveel uur heeft Jarco gewerkt?

 
Uitwerking
Stap 1: Je krijgt in formule:
5,25 + 4,90 × tijd in uren = € 95,90   
Stap 2: Vul voor tijd in uren een getal in. 
Komt er 95,90 uit? 
- Ja, dan heb je het antwoord. 
- Zo nee, dan kies je een ander getal. Zie 
   plaatje hieronder. 






Antwoord:
Jarco heeft dus 18,5 uren gewerkt. 

Slide 4 - Tekstslide

2.2 oplossen met inklemmen

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 22 blz 82.





Vul hiervoor de tabel in (zie hiernaast of blz 82 opgave 22a)

Slide 6 - Open vraag

Opgave 23a blz 82. Inkomsten van Thijs worden berekend met de formule


In de tweede week verdient Thijs € 114. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
2 x 3,5 + tijd in uren = 114
B
5,5 x tijd in uren = 114
C
2 + 3,5 x tijd in uren = 114
D
2 + 3,5 x 114 = tijd in uren

Slide 7 - Quizvraag

Opgave 23b en c blz 82. Inkomsten van Thijs worden
berekend met de formule
Hij verdient € 114. Los de vergelijking op met inklemmen.
Gebruik de tabel hiernaast (opgave 23b blz 82.)
Hoeveel uur heeft Thijs in de tweede week gewerkt?

Slide 8 - Open vraag

Opgave 24a blz 83





Welke vergelijking hoort hierbij?
A
53,40 + 1,72 x verbruik in m3 = 118,76
B
53,40 + 1,72 x 118,67 = verbruik in m3
C
53,40 x 1,72 + verbruik in m3 = 118,76
D
55,12 x verbruik in m3 = 118,76

Slide 9 - Quizvraag

Opgave 24b en c blz 83.
Los de vergelijking op van de vraag hiervoor met
inklemmen. Gebruik hiervoor de tabel hiernaast
(blz 83) bij opgave 24 b en c. Hoeveel m3 water heeft
Agnes verbruikt?

Slide 10 - Open vraag

Opgave 25a
A
112,2 x tijd in dagen = 33
B
110 - 2,2 x 33 = tijd in dagen
C
110 x 2,2 - tijd in dagen = 33
D
110 - 2,2 x tijd in dagen = 33

Slide 11 - Quizvraag

Opgave 25b en c blz 83.
Los de vergelijking op van de vraag hiervoor met
inklemmen. Gebruik hiervoor de tabel hiernaast
(blz 83) bij opgave 25b en c. Na hoeveel dagen is er
33 kg voer over?

Slide 12 - Open vraag

Opgave 26 blz 84
Na een aantal dagen is het voer op.
De vergelijking is:

Je gaat uitzoeken na hoeveel dagen het voer op is.
Gebruik hiervoor de tabel hiernaast (blz 84 opgave 26)
A
Na 50 dagen
B
Na 40 dagen
C
Na 45 dagen
D
Na 55 dagen

Slide 13 - Quizvraag

Opgave 27a blz 84
Anna berekent haar inkomsten met de formule
inkomsten in € = 3,50 + 2,75 × tijd in uren.
Anna verdient € 42. Je gaat uitzoeken hoeveel uur Anna gewerkt heeft.
A
112,2 x tijd in dagen = 33
B
110 - 2,2 x 33 = tijd in dagen
C
110 x 2,2 - tijd in dagen = 33
D
110 - 2,2 x tijd in dagen = 33

Slide 14 - Quizvraag

Opgave 27a blz 84
Anna berekent haar inkomsten met de formule


Anna verdient € 42. Je gaat uitzoeken hoeveel uur Anna gewerkt heeft. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
6,25 x tijd in uren = 42
B
3,5 - 2,75 x 42 = tijd in uren
C
3,50 x 2,2 - tijd in uren = 42
D
3,50 + 2,75 x tijd in uren = 42

Slide 15 - Quizvraag

Opgave 27b en c blz 84
Anna berekent haar inkomsten met de formule

Anna verdient € 42. Hoeveel uur Anna heeft gewerkt. Los op
met de tabel hiernaast.

Slide 16 - Open vraag

Opgave 28a blz 85
Imraan werkt in zijn vakantie in een dierenpark. Zijn inkomsten berekent hij met de formule

In totaal heeft hij € 151,45 verdiend. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
4,25 + 3,20 x tijd in uren = 151,45
B
4,25 - 3,20 x 151,45 = tijd in uren
C
4,25 x 3,20 - tijd in uren = 151,45
D
7,45 x tijd in uren = 151,45

Slide 17 - Quizvraag

Opgave 28b en c blz 85
Imraan werkt in zijn vakantie in een dierenpark. Zijn inkomsten
berekent hij met de formule

In totaal heeft hij € 151,45 verdiend. Hoeveel uur heeft hij gewerkt?

Slide 18 - Open vraag

Opgave 29a blz 85
Bij het gewicht van een beer hoort de formule


Je gaat uitzoeken na hoeveel weken de beer 61,5 kg weegt. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
13,5 x tijd in weken = 61,5
B
12 + 1,5 x tijd in weken = 61,5
C
12 x 1,5 + tijd in weken = 61,5
D
12 + 1,5 x 61,5 = tijd in weken

Slide 19 - Quizvraag

Opgave 29b en c blz 85
Bij het gewicht van een beer hoort de formule


Na hoeveel weken weegt de beer 61,5 kg. Gebruik tabel hiernaast

Slide 20 - Open vraag

Opgave 30 blz 86
Een blauwe vinvis weegt bij zijn geboorte 1800 kg. Elke dag groeit
hij ongeveer 90 kg. Hierbij hoort de formule

Na hoeveel dagen weegt de blauwe vinvis 4680 kg? Gebruik tabel


Na hoeveel weken weegt de beer 61,5 kg. Gebruik tabel hiernaast

Slide 21 - Open vraag

Opgave 31 blz 86
Dani en Heleen huren een busje om op vakantie te gaan. De kosten
berekenen zij met de formule
In totaal betalen zij € 291,25. Hoeveel km hebben ze gereden? Gebruik de tabel op blz 86.

Slide 22 - Open vraag

Opgave 32 blz 87. Is een Kader vraag. Dus alleen klas 2D.
Sjoerd koopt een koffiezetapparaat. Hij betaalt € 65 en 400 koopzegels. Het koffiezetapparaat is normaal € 265. De bijbehorende vergelijking is:

w: waarde koopzegel.
Los de vergelijking op (bij hoeveel W is de uitkomst € 265?).
A
0,50
B
0,05
C
0,25
D
0,52

Slide 23 - Quizvraag

Opgave 33 blz 87. Is een Kader vraag. Dus alleen klas 2D.
Bij supermarkt Slibo kun je koopzegels sparen. Bij een vol boekje hoort de formule:

k= aantal koopzegels. Je krijgt voor een vol boekje € 53. Hoeveel koopzegels horen bij een vol boekje?
A
25
B
50
C
250
D
500

Slide 24 - Quizvraag