OEFENTOETS THEMA REGELING

Hormoonstelsel vs. Zenuwstelsel
Het hormoonstelsel en het zenuwstelsel regelen de werking van organen.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hormoonstelsel vs. Zenuwstelsel
Het hormoonstelsel en het zenuwstelsel regelen de werking van organen.

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel en hoe zij samenwerken om de werking van organen te regelen.
Wat is de functie van de kleine hersenen?
A
Emoties beheersen
B
Geheugen opslag
C
Coördinatie en balans
D
Ademhaling regelen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van de hersenen zorgt voor bewuste waarneming en worden keuzes beredeneerd?
A
Kleine hersenen
B
Hersenstam
C
Hypothalamus
D
Grote hersenen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de hersenstam?
A
Coördinatie van bewegingen
B
Beheersen van emoties
C
Regelen van vitale functies
D
Opslag van langetermijngeheugen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke periode wordt er veel glucagon afgegeven aan het bloed?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naar welk deel van het centrale zenuwstelsel gaan de impulsen van een voetreflex?
A
Ruggenmerg
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Grote hersenen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nummer 2 is een schakelcel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schakelcellen vindt je vooral in het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cellichamen van de gevoelszenuwcellen (zintuigen) liggen in het ruggenmerg.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grijze stof in het midden van de afbeelding zijn de vele uitlopers van zenuwcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke type zenuwcellen behoort de beenzenuw?
A
Schakelcellen (schakelen zenuwcellen aan elkaar)
B
Bewegingszenuwcellen (spieren of klieren)
C
Gevoelszenuwcellen (zintuigen)

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigcel
spier
Centraal zenuwstelsel
Bewegings zenuwcel
Gevoels zenuwcel

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horen zenuwen bij het centrale zenuwstelsel?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar liggen de bijnieren?
A
In de darmen
B
Bovenop de nieren
C
In de lever
D
In de maag

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar bevindt zich de hypofyse?
A
In de buik
B
In de rug
C
In de nek
D
Onderaan de hersenen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen hormoonklier?
A
Bijnieren
B
Schildklier
C
Speekselklier
D
Hypofyse

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zenuwcel heeft een cellichaam zonder een celkern.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zenuw bestaat uit uitlopers van zenuwcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de functies van het zenuwstelsel?
A
De functies van het zenuwstelsel zijn: waarnemen, verwerken, reageren op prikkels, coördineren van lichaamsfuncties en regelen van gedrag.
B
De functies van het zenuwstelsel zijn: uitscheiden van afvalstoffen.
C
De functies van het zenuwstelsel zijn: transport van zuurstof en voedingsstoffen.
D
De functies van het zenuwstelsel zijn: bescherming van het lichaam.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de onderdelen van het centrale zenuwstelsel?
A
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de zenuwen.
B
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de spieren.
C
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg.
D
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de organen.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een reflex?
A
Een reflex is een bewuste reactie.
B
Een reflex is een snelle, automatische reactie op een prikkel die via het ruggenmerg verloopt.
C
Een reflex is een reactie die ontstaat in het hart.
D
Een reflex is een reactie die ontstaat in de hersenen.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bewuste reactie?
A
Een bewuste reactie is een reactie die ontstaat in het hart.
B
Een bewuste reactie is een reflex.
C
Een bewuste reactie is een reactie die ontstaat in het ruggenmerg.
D
Een bewuste reactie is een reactie die ontstaat na denken en beslissen in de hersenen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hormoonklieren
Drie belangrijke hormoonklieren zijn: eierstokken/teelballen, bijnieren en eilandjes van Langerhans.
Je dient op een afbeelding de hormoonklieren te kunnen aanwijzen.

Slide 23 - Tekstslide

Noem de drie belangrijkste hormoonklieren en laat eventueel foto's zien van deze klieren.
Eierstokken/Teelballen
Deze hormoonklieren produceren geslachtshormonen.

Slide 24 - Tekstslide

Leg uit wat de functie is van de eierstokken/teelballen en welke hormonen zij produceren.
Bijnieren
Deze hormoonklieren liggen als kapjes op de nieren en produceren hormonen die de stressrespons reguleren.


Slide 25 - Tekstslide

Vertel wat de bijnieren zijn en welke hormonen zij produceren. Leg uit wat de stressrespons is en hoe deze gereguleerd wordt.
Eilandjes van Langerhans
Deze hormoonklieren bevinden zich in de alvleesklier en produceren insuline en glucagon.

Slide 26 - Tekstslide

Vertel waar de eilandjes van Langerhans zich bevinden en welke hormonen zij produceren. Leg uit wat de functie is van insuline en glucagon.