groep 7 3.3 themawoorden, leenwoorden, verkleinwoorden bezittelijk vnw hoofdzinnen

Taal groen, harde kaft
-Lees de tekst op blz. 92-93 'Wereldeten'

-Leer de themawoorden op blz 93

-Blz 94-95 maak nr 1 en 2

Als je dat af hebt gemaakt, maak je de quiz over de themawoordjes op de volgende slide

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Taal groen, harde kaft
-Lees de tekst op blz. 92-93 'Wereldeten'

-Leer de themawoorden op blz 93

-Blz 94-95 maak nr 1 en 2

Als je dat af hebt gemaakt, maak je de quiz over de themawoordjes op de volgende slide

Slide 1 - Tekstslide

welk themawoord past in de volgende zin op de puntjes:
Of we aan het einde van de les een spel doen, is __
van hoe goed jullie hebben gewerkt
A
het alternatief
B
de termiet
C
behoefte
D
afhankelijk van

Slide 2 - Quizvraag

welk themawoord past bij de volgende zin:
'Je moet echt de nieuwe Iphone kopen, het maakt heel goede foto's, is niet eens zo duur en heeft een goede kwaliteit!'
A
voedzaam
B
aanprijzen
C
behoefte hebben
D
het alternatief

Slide 3 - Quizvraag

welk themawoord past bij de volgende zin:

Omdat het vandaag regent, draag ik vandaag mijn laarzen in plaats van mijn slippers
A
in totaal
B
aanprijzen
C
behoefte hebben
D
het alternatief

Slide 4 - Quizvraag


wat doe je als je je verheugt op iets heel lekkers
A
likkebaarden
B
aanprijzen
C
kokhalzen
D
behoefte hebben aan

Slide 5 - Quizvraag

ander beschrijving voor:
bijna kotsen
A
behoefte hebben aan
B
aanprijzen
C
kokhalzen
D
het water loopt me in de mond

Slide 6 - Quizvraag

je zit in het restaurant en hebt veel honger, de ober komt met jouw bord aanlopen en het eten ziet er heel lekker uit.
Wat doe je:
A
behoefte hebben aan
B
aanprijzen
C
kokhalzen
D
het water loopt me in de mond

Slide 7 - Quizvraag

welk insect lijkt op een mier en leeft in warme landen
A
de sprinkhaan
B
het lieveheersbeestje
C
de termiet
D
spin

Slide 8 - Quizvraag

Taalboek groen harde kaft
Neem blz. 98 voor je 

neem de tabel met de Bezittelijke voornaamwoorden GOED door. Daarna ga je naar de volgende slide met de quiz hierover. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het bezittelijke voornaamwoord (je moet dit typen)

Het is allang gebruikelijk dat mensen hun kraamvisite iets lekkers voorzetten

Slide 10 - Open vraag

Wat is het bezittelijke voornaamwoord (je moet dit typen)

De kinderen uit de buurt kregen lekkers dat hun nieuwe kindje zogenaamd had meegebracht

Slide 11 - Open vraag

Wat is het bezittelijke voornaamwoord (je moet dit typen)

de vroedvrouw vertelde aan de kraamvrouw dat het eten van anijs goed was voor haar moedermelk

Slide 12 - Open vraag

Wat is het bezittelijke voornaamwoord (je moet dit typen)

Je kunt de muisjes nu kopen in elke supermarkt die in jouw buurt is

Slide 13 - Open vraag

Wat is het bezittelijke voornaamwoord (je moet dit typen)

ons baby'tje zorgt straks voor heel wat beschuitjes, waar wij dan muisjes op kunnen strooien

Slide 14 - Open vraag

Taal groen, harde kaft
Oke, nu gaan we weer even kort herhalen wat de hoofd- en bijzinnen waren.

Bekijk de VOLLEDIGE video op de volgende slide, want het kan soms lastig zijn!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Hoofd- en bijzinnen, samenvattend
-een samengestelde zin bestaat uit 2 of meer deelzinnen.
-elke deelzin heeft een eigen PERSOONSVORM
-in een hoofdzin: is de persoonsvorm het 1e of 2e woord
-in de bijzin: staat de persoonsvorm (bijna) achteraan

Begrepen? Dan kan je de quiz maken op de volgende slides.

Slide 17 - Tekstslide

wat is de hoofdzin:

Het is allang gebruikelijk dat mensen hun kraamvisite iets lekkers voorzetten
A
het is allang gebruikelijk dat mensen hun kraamvisite
B
dat mensen hun kraamvisite iets lekker voorzetten
C
het is allang gebruikelijk

Slide 18 - Quizvraag

wat is de hoofdzin:
De kinderen uit de buurt kregen lekkers dat hun nieuwe kindje zogenaamd had meegebracht
A
De kinderen uit de buurt
B
De kinderen uit de buurt kregen lekkers
C
hun nieuwe kindje zogenaamd had meegebracht

Slide 19 - Quizvraag

wat is de hoofdzin:
ons baby'tje zorgt straks voor heel wat beschuitjes, waar wij dan muisjes op kunnen strooien
A
wij dan muisjes op kunnen strooien
B
ons baby'tje zorgt
C
muisjes op kunnen strooien
D
ons baby'tje zorgt straks voor heel wat beschuitjes

Slide 20 - Quizvraag

wat is de hoofdzin:
Je kunt de muisjes nu kopen in elke supermarkt die in jouw buurt is
A
Je kunt de muisjes nu kopen
B
Je kunt de muisjes nu kopen in elke supermarkt
C
elke supermarkt die in jouw buurt is

Slide 21 - Quizvraag

wat is de hoofdzin:
de vroedvrouw vertelde aan de kraamvrouw dat het eten van anijs goed was voor haar moedermelk
A
de vroedvrouw vertelde aan de kraamvrouw
B
het eten van anijs goed was voor haar moedermelk
C
anijs goed was voor haar moedermel
D
de vroedvrouw vertelde

Slide 22 - Quizvraag

Taal harde kaft groen
Oke, we gaan nu weer kort Leenwoorden herhalen.

Zie de volledige video op de volgende slide! 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Spelling blauw
Oke, neem nu spelling (blauw werkboek) voor je op blz 50-51: verkleinwoorden met -aatje, -ootje en op -uutje.
maak verkleinwoorden van de volgende woorden:
oma
auto
paraplu







Slide 25 - Tekstslide

o.ma <- open klankgroep op het eind, a wordt al als een lange klinker uitgesproken (aa)

au.to <-- open klankgroep op het eind, dus o wordt al als een lange klinker uitgesproken (oo)

pa.ra.plu <-- open klankgroep op het eind, dus u wordt al als een lange klinker uitgesproken (oo)


Slide 26 - Tekstslide

nu gaan we die woorden proberen te verkleinen

autotje < spreek dit eens hardop uit. > klinkt het juist?

nee, want de o wordt op deze manier kort uitgesproken (het is namelijk GEEN open klankgroep meer)


dus het juiste is:


autootje





Slide 27 - Tekstslide

nu gaan we die woorden proberen te verkleinen

omatje < spreek dit eens hardop uit. > klinkt het juist?

nee, want de a wordt op deze manier kort uitgesproken. (het is namelijk GEEN open klankgroep meer)


dus het juiste is:


omaatje






Slide 28 - Tekstslide

nu gaan we die woorden proberen te verkleinen

paraplutje < spreek dit eens hardop uit. > klinkt het juist?

nee, want de U wordt op deze manier kort uitgesproken. (het is namelijk GEEN open klankgroep meer)

dus het juiste is:

parapluutje






Slide 29 - Tekstslide

spelling blauw 3.3
maak de opdrachten
op blz 50-51: verkleinwoorden met -aatje, -ootje en op -uutje.

als je daar klaar mee bent, laat het even controleren door juf en dan ga je naar blz 52-53

Slide 30 - Tekstslide

spelling blauw 3.3
Vorige week hebben we het over de verledentijdsvervoegingen gehad.  Eens kijken hoe dat nu gaat! 

Maak blz 52-53: verledentijd van werkwoorden waarvan ik-vorm eindigt op -d of -t

Klaar? laat het controleren door juf.

Slide 31 - Tekstslide

geprinte taal werkbladen
Klaar met spelling en taal? 

Je kunt de geprinte Taal-werkbladen maken!
Klaar? laat het controleren door juf.

Daarna kan je de oefentoets maken en de woordjes voor het dictee leren op 
https://www.spellingoefenen.nl/

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link