mbo 3 hoofdstuk 18 - 1 snelheid berekenen

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les
  • begrijp je dat snelheid de verhouding is tussen de afstand en de tijd.
  • begrijp je dat als je wilt weten hoeveel km je in één uur aflegt, je de afstand deelt door de tijd.
  • kan je dit voor een geheel aantal uren, maar ook voor een deel van een uur.
  • heb je een aantal referentiematen voor snelheid ontwikkeld.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 12 - Open vraag

In 40 minuten fietst Annemieke 16 km
In 10 minuten fietst ze 4 km
In 60 minuten fietst ze 6 x 4 = 24 km


Slide 13 - Open vraag

Je rekent hier in een aantal stappen. Eerst berekenen je de afstand in één minuut:
In één seconde leg je 100 meter ÷ 57 = 1,754.. meter af
In 60 seconden leg je 1,754.. meter × 60 = 105,26.. meter = 0,10526.. km af
Je kan dit ook in één keer berekenen. 57 seconden is 57/60 minuut. In 1 minuut leg je 100 ÷ (57/60) = 100 ÷ 57 × 60 = 105,26.. meter = 0,10526.. km af.
Nu bereken je de afstand in één uur:
Een uur bestaat uit 60 minuten.
In één uur leg je 0,10526.. km × 60 ≈ 6,3 km af.
De gemiddelde snelheid is 6,3 km/u.


Slide 14 - Open vraag

Per dag: 12 × 2500 = 30 000 koekjes
Per week: 6 × 30 000 = 180 000 koekjes