zinsdelen 1.4

zinsdelen 1.4
doel:

Aan het einde van de les kun je een bouwplan voor een zin maken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

zinsdelen 1.4
doel:

Aan het einde van de les kun je een bouwplan voor een zin maken

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ziet het hele ww eruit?
A
Het eindigt meestal op -en.
B
Het kent heel veel vormen.
C
Het begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-, her-.
D
Het eindigt meestal op een -d of een -t.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het hele ww?

Jij moet je niet zo boos maken!
A
moet
B
moet maken
C
boos maken
D
maken

Slide 4 - Quizvraag

Zinsdelen
Stukjes informatie in een zin noemen we zinsdelen
Je hebt twee basisdelen
Wat er gebeurt (werkwoordelijk gezegde)
Wie/wat het doet (onderwerp)

Slide 5 - Tekstslide

Theorie (zinsdelen)
Een zin bestaat uit verschillende stukjes informatie (zinsdelen)
Meer informatie/zinsdelen = een langere zin.

De basisdelen = Chris speelt 
  • wat er gebeurt (wwg) speelt
  • wie/wat het doet (ond) Chris
Chris speelt dagelijks een half uur gitaar.

Slide 6 - Tekstslide

In tweetallen
Je gaat nu in tweetallen 3 zinnen bedenken volgens het bouwplan:
   

Wie of wat doet het -- wat gebeurt er -- wanneer -- hoe lang -- wat

Bijvoorbeeld:
Chris -- speelt -- elke dag -- een half uur -- gitaar

De bouwstapjes mogen in een andere volgorde gebruikt worden!



Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen?
A
Stukjes van een zin
B
stukjes van een woord
C
één woord

Slide 8 - Quizvraag

Een zin heeft in ieder geval altijd twee basisdelen.

welke basisdelen zijn dat?
A
wat er gebeurt wie of wat het doet
B
waar het gebeurt hoe het gebeurt
C
wat er gebeurt hoe het gebeurt
D
hoe het gebeurt wie of wat het doet.

Slide 9 - Quizvraag

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Marleen plakt haar band.'
A
2 zinsdelen
B
3 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
5 zinsdelen

Slide 10 - Quizvraag

Maak een zin met 3 zinsdelen. Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Slide 11 - Open vraag

Maakwerk
maak nu in je schrift:
 opdracht 6
opdracht 7
opdracht 8

Slide 12 - Tekstslide