Hoofdstuk 3 - formuleren

Foto van extra opdrachten woordsoorten H3
1 / 26
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Foto van extra opdrachten woordsoorten H3

Slide 1 - Open vraag

Nederlands 
Wat heb je nodig?

NieuwNederlands blz. 92 
Schrift

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • 1. Startopdracht mondeling

  • Uitleg over verbanden tussen (delen van) zinnen. 

  • Opdracht 1 maken + nakijken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Bladzijde 92
Startopdracht 

Filmpje kijken (maak aantekeningen) 


Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag
Vragen?

Maak opdracht 1

Klaar?
Maak opdracht 2 en 3 
timer
7:00

Slide 6 - Tekstslide

Bladzijde 92 en 93
Nakijken opdracht 1 (mondeling)

Huiswerk:
Opdracht 2 en 3 maken in je schrift (foto als bewijs) voor a.s. maandag (dus niet a.s. donderdag)

Slide 7 - Tekstslide

Upload hier een foto van opdracht 2+3 (blz. 93)

Slide 8 - Open vraag

Wat doen we in deze les?
1. huiswerk nakijken
2. Filmpje over tekstverbanden
3. Oefenen met signaalwoorden en tekstverbanden
4. Huiswerk voor donderdag

Let op: Lezen in je leesboek. 
Iedere dag 15 minuten (wekkertje in je telefoon)

Slide 9 - Tekstslide

Bladzijde 93
Nakijken opdracht 2 en 3 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 14 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 15 - Quizvraag


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 3 van 10
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 16 - Quizvraag


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 17 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 18 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 19 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 22 - Quizvraag

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 23 - Tekstslide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 24 - Quizvraag


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk voor donderdag 

1. Maak van blz. 94 de startopdracht 
2. Instructiefilmpje kijken (H3 > Spelling meervouden op -en > theorie uitleg)
3. Maak opdracht 1 van bladzijde 94 

Slide 26 - Tekstslide