H3.4 Atoombouw

H 3.4 Atoombouw
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H 3.4 Atoombouw

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud
bespreken 28 t/m 43
Uitleg 3.4
zelfstandig werken
Lessonup quiz

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les kunnen jullie...
  • atoommodel van Rutherford tekenen
  • Uitleggen verschillen atoomsoorten m.b.v. tabel
  • massagetal gebruiken om isotopen uit te leggen
  • uitleggen waarom er wordt gewerkt met verschillende atoommassa's

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken opdrachten 28 t/m 43

Slide 4 - Tekstslide

Molecuulmassa
Stoffen hebben massa's, stoffen bestaan uit moleculen, moleculen bestaan uit atomen, dus atomen hebben massa's.
De massa van een waterstofatoom is 1,68x10-27 kg! 

Niet zo handig hé? 
Daarom is de atomaire massa-eenheid (u) bedacht. 
1 u = 1,67x10-27 kg

Slide 5 - Tekstslide

Atoommassa's en molecuulmassa's 
Atoommassa (A) van ieder atoom kun je aflezen in het
Periodiek Systeem 

Molecuulmassa berekenen van verbindingen
Atoommassa's van alle atomen in 1 molecuul bij elkaar optellen.
De molecuulmassa van H2O = 
2 x massa H-atoom + 1 x massa O-atoom = 
2 X 1,008 + 1 x 16,00 = 18,016 u

Slide 6 - Tekstslide

Het gehalte van een atoomsoort in een verbinding
Als je de molecuulformule van een stof weet, kun je uitrekenen wat het gehalte van een bepaalde atoomsoort in dat molecuul is. Eerst bereken je de totale massa van het molecuul aan de hand van de molecuulformule en dan de totale massa van de gevraagde atoomsoort.

Wat is het massapercentage zuurstof in water?

Slide 7 - Tekstslide

Het atoom
Dalton

Een atoom is een massief balletje.

Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.

Slide 8 - Tekstslide

Rutherford
Atoommodel Rutherford:

Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden.

Slide 9 - Tekstslide

Rutherford (1911)

Slide 10 - Tekstslide

Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen.
De 1+ geladen protonen (p) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern.
De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.

Slide 11 - Tekstslide

Atoombouw
Een atoom bestaat uit:
- elektronen (-)
- protonen (kern) (+)
- neutronen (kern)(o)

Slide 12 - Tekstslide

Atoomnummer

  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (totaal neutraal)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 13 - Tekstslide

Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen
Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.

Slide 14 - Tekstslide

Isotopen

Slide 15 - Tekstslide

Isotopen

Slide 16 - Tekstslide

Atoomnummer, massagetal en isotopen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de atoommassa van zilver?

Slide 19 - Open vraag

Wat is de molecuulmassa van
Denk aan een berekening.
KNO3

Slide 20 - Open vraag

Bereken het massapercentage van O in
C9H8O4

Slide 21 - Open vraag

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 23 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 24 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
34

Slide 25 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 26 - Quizvraag

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 27 - Quizvraag

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 28 - Quizvraag

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 29 - Quizvraag

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 31 - Quizvraag

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Huiswerk
Leren en maken 
H3.4 44 t/m 57

Slide 33 - Tekstslide