4hv - les 14 - werkwoorden algemeen en werden

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Periode 1
Kapitel 2: wir machen Party!

 schrijftoets:
eine persönliche E-Mail schreiben: 
informelle Korrespondenz





-

Slide 2 - Tekstslide

Taaltaak
Kapitel 2: wir machen Party!

sluiten we af met een schrijftoets:
eine persönliche E-Mail schreiben: informelle Korrespondenz



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Klaar met schrijven: checklist
- inhoud: heb ik aan de opdracht voldaan?
- interpunctie: zijn mijn zinnen niet te lang? kloppen de leestekens en hoofdletters?
- werkwoorden en zinsvolgorde: kloppen alle werkwoorden met het onderwerp en staan de niet-pv's aan het einde?
- naamvallen: staan de der- groep en ein-groep woorden in de juiste naamval?

Slide 6 - Tekstslide

Start Grammatica:
Teil 2

volgende week:
Teil 3


Slide 7 - Tekstslide

werkwoorden = Verben

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling:
hij maakt

A
er mache
B
er macht
C
er machen
D
er machtet

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:
jullie heten
A
ihr heißet
B
ihr heißt

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:
hoe heet jij?
A
Wie heißst du?
B
Wie heißt du?

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling:
Hij praat
A
Er redet
B
Er redt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de du-vorm van het werkwoord 'reden'

Slide 16 - Open vraag

Wat is de ihr-vorm van het werkwoord 'kosten'

Slide 17 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord - ich vorm - van het werkwoord 'fragen'?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord - ich vorm - van het werkwoord 'warten'?

Slide 19 - Open vraag

Werkwoorden - werden & möchten

Slide 20 - Tekstslide

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
Uitleg

Slide 21 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
werden (worden & zullen)
regel: stam + uitgang

werden
stam: -en eraf
-> werd


Uitleg

Slide 22 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
et
en
werden-> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd
 du en er zijn onregelmatig
ihr krijgt een extra e.
De rest van het werkwoord is regelmatig!

wirst
wird



Uitleg

Slide 23 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 10 vragen:
  • 3x multiple choice
  • 3x open

Kan jij werden al correct vervoegen?

Slide 24 - Tekstslide

Ik zal dat nooit doen!
Ich ... das nie machen!
A
werde
B
wurde
C
wirde
D
soll

Slide 25 - Quizvraag

Hoe oud word jij morgen?
Wie alt ... du morgen?
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
werst

Slide 26 - Quizvraag

U zal het niet geloven.
Sie ... es nicht glauben.
A
wurden
B
wird
C
sollen
D
werden

Slide 27 - Quizvraag

werden (Frau Bäcker)

Slide 28 - Open vraag

werden (ihr)

Slide 29 - Open vraag

werden (Maria und Max)

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide