Persoon of voorwerp dat de handeling in de zin uitvoert.
Kan uit verschillende woorden bestaan.
- Aan de piano zit Benny.
 - Agnetha en Björn vormen een koppel.
 - De vier bandleden zijn nog steeds goede vrienden.
 
Ja-neevraag: onderwerp op 2de plaats
Frida heeft rood, krullend haar. Heeft Frida rood, krullend haar?