H1 par. 4 Nederland als parlementaire democratie

H1 Democratisering van Nederland
Par. 1.4 Nederland als parlementaire democratie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H1 Democratisering van Nederland
Par. 1.4 Nederland als parlementaire democratie

Slide 1 - Tekstslide

4.1 De rechten van de ministers en de Eerste en Tweede Kamer
  • In Nederland neemt de regering (ministers) samen met het parlement (Eerste en Tweede Kamer) de belangrijkste beslissingen.​
  • Elke 4 jaar zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer.​
  • Na de verkiezingen wordt een coalitie gevormd:​


Slide 2 - Tekstslide

Coalitie
  • De samenwerking tussen verschillende partijen in de Tweede Kamer.​
  • Deze partijen vormen de meerderheid in de Tweede Kamer: belangrijk om wetten door te laten gaan!
  • Verdelen onderling de ministersposten.​
  • Zij gaan voor vier jaar het land regeren.

Slide 3 - Tekstslide

Oppositie
  • overige partijen.​
  • zij controleren de coalitie.

Slide 4 - Tekstslide

Directe en indirecte verkiezingen
  • Er zijn rechtstreekse/ directe verkiezingen op lokaal niveau: gemeenteraad.​
  • Er zijn rechtstreekse/ directe verkiezingen op provinciaal niveau: provinciale staten.​
  • En er zijn rechtstreekse/ directe verkiezingen op landelijk niveau: Tweede Kamer.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Directe en indirecte verkiezingen
De Eerste Kamer wordt indirect door het volk gekozen:​
De Provinciale Staten worden gekozen door de bevolking.​
De Provinciale Staten kiezen de leden van de Eerste Kamer.​

Slide 7 - Tekstslide

Hoe komt een wet tot stand?
  1.  Ministers/ leden van de Tweede Kamer doen een wetsvoorstel.​
  2. Als de Tweede Kamer een wetsvoorstel goedkeurt, dan gaat het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer.​
  3. Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft goedgekeurd, dan moet de koning zijn handtekening onder het wetsvoorstel zetten.​
  4. Als laatste wordt het wetsvoorstel gepubliceerd.

Slide 8 - Tekstslide

Ministers hebben:​
  • recht van initiatief (wetsvoorstellen indienen) ​
  • recht om wetten uit te voeren.​
Leden Tweede Kamer hebben:​
  • Het recht van initiatief​
  • Het recht van amendement (recht om wetsvoorstellen te wijzigen)​

Slide 9 - Tekstslide

Leden Eerste en Tweede kamer hebben:​
  • Recht van budget (de begroting van de staat controleren en goed of afkeuren)​
  • Recht van interpellatie (minister ter verantwoording roepen, ondervragen over een besluit of uitspraak)​
  • Recht van enquête (onderzoek instellen en mensen onder ede ondervragen)..

Slide 10 - Tekstslide

Wetgevende bevoegdheden zijn: ​
  • Recht van initiatief, recht van amendement en het recht van budget.​
Controlerende bevoegdheden zijn: ​
  • Recht van interpellatie en het recht van enquête.

Slide 11 - Tekstslide

4.2 De rechten van burgers in Nederland​
  • Belangrijkste rechten van de burger zijn grondrechten.​
  • 2 soorten grondrechten.​
  • Klassieke grondrechten (1848)​
  • Sociale grondrechten (1983)

Slide 12 - Tekstslide

Klassieke grondrechten (1848)
  • Rechten die de burgers beschermen tegen de overheid.​
  • Burgers kunnen zo in vrijheid en democratie leven. ​
  • Bijvoorbeeld:​
  • Recht op gelijke behandeling​
  • Recht van vrije meningsuiting​
  • Recht op privacy​
  • Vrijheid van godsdienst​
  • Recht van vereniging, vergadering en betoging







Slide 13 - Tekstslide

Sociale grondrechten (1983)
  • Sociale grondrechten zijn plichten van de overheid:​
  • In een welvarend Ned. heeft iedereen recht op bestaanszekerheid​
  • Onderwijs: iedereen moet kunnen studeren​
  • Woonruimte​
  • Medische zorg​
  • Werk​
  • Rechtsbijstand: recht op een advocaat






Slide 14 - Tekstslide

4.3 De bescherming van de rechten van burgers in Nederland
  • Nederland is een rechtsstaat.​
  • Burgers worden door grondrechten beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid en andere burgers.​
  • Bijvoorbeeld: je kan niet zomaar opgepakt worden of veroordeeld worden zonder rechtszaak.

Slide 15 - Tekstslide

Scheiding van machten​

  • Wetgevende macht: Tweede kamer en ministers.​
  • Uitvoerende macht: regering/ ministers​
  • Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters​
Deze machten worden dus niet gemengd, anders krijg je een dictatuur.



Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken rechtsstaat
  • Iedereen is gelijk voor de wet, dezelfde misdaad = dezelfde straf (rechtsgelijkheid)​
  • Onafhankelijke rechters. De overheid bemoeit zich niet met de rechters. (onpartijdig zijn, net als een scheidsrechter)​
  • Alleen straf krijgen als iets strafbaar is volgens de wet. (legaliteitsbeginsel)​
  • Iedereen (ook bestuur en rechters) moeten zich aan de wet houden.



Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken rechtsstaat
  • In een rechtsstaat kunnen burgers de overheid voor de rechter laten komen.​
  • De Nationale Ombudsman is degene die hierover beslist.​
  • Hij wordt benoemd door de overheid voor 6 jaar.

Slide 18 - Tekstslide