11.2 - Bevruchting V2

Hoofdstuk 11 - Voortplanting
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 11 - Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 11 - Voortplanting
11.1 - Man en vrouw
11.2 - Bevruchting
11.3 - Zwangerschap
11.4 - Je lijkt op...

Slide 2 - Tekstslide

11.2 - Bevruchting

Slide 3 - Tekstslide

11.1 - Man en vrouw
Herhaling

Slide 4 - Tekstslide

zaadcellen en eicellen
Wat zijn dat?
A
hormonen
B
geslachtscellen
C
bloedcellen
D
urine

Slide 5 - Quizvraag

Zaadcellen en eicellen bewegen zich voort met een staart
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

eicellen ontwikkelen zich in
A
de eileider
B
de eierstok
C
de vagina
D
het baarmoederslijmvlies

Slide 7 - Quizvraag

Zaadcellen zijn groter dan eicellen
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Zaadcellen worden gemaakt in de.....
A
bijbal
B
prostaat
C
zaadbal
D
zaadblaasje

Slide 9 - Quizvraag

Zaadcellen moeten
A
in de vagina blijven
B
naar de baarmoeder zwemmen
C
naar de eileiders zwemmen
D
naar de eierstokken zwemmen

Slide 10 - Quizvraag

Op dag 1 van de menstruatiecyclus begint de menstruatie

A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Bij menstruatie
A
laat het baarmoederslijmvlies los
B
laat de baarmoeder los
C
komt een eicel uit de eierstok
D
komt en zaadcel bij de eierstok

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van FSH
A
Aanmaken LH en FSH door hypofyse
B
Zorgen voor een ovulatie
C
Ontwikkelen van de eicellen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de functie van LH
A
Ontwikkeling van de eicellen
B
Zorgen voor een ovulatie
C
Afgifte LH en FSH door de hypofyse

Slide 14 - Quizvraag

Wat doen progesteron en oestrogeen NIET?
A
Zorgen voor groei van het baarmoederslijmvlies
B
Ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken
C
Remmen van productie FSH
D
Zorgen voor de rijping van een follikel

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het doelwitorgaan van FSH?
A
De hypofyse
B
de baarmoeder
C
De eileider
D
De eierstokken

Slide 16 - Quizvraag

11.2 - Bevruchting

Slide 17 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf
Je weet hoe de zaadcel bij de eicel komt
Je weet wat er bij de bevruchting gebeurt
Je weet hoe een bevruchtte eicel zich verder ontwikkelt
Je kan manieren noemen om zwangerschap te voorkomen

Slide 18 - Tekstslide

Route naar de eicel
Eigen opdracht
Vanuit penis komt zaadcel -> vagina, baarmoedermond, baarmoeder, eileider

Alleen bevruchting als er een rijpe eicel is

Slide 19 - Tekstslide

Bevruchting
Veel zaadcellen komen bij de eicel
Eén zaadcel wint -> gaat de eicel binnen (staart verdwijnt). 
De eicel is nu 'gesloten'
Celkern van zaadcel en celkern van eicel versmelten tot 1 nieuwe celkern
Bevruchtte eicel gaat delen (1-2-4-8-16-etc.)

Bolletje cellen nestelt zich in hetbaarmoederslijmvlies -> heet nu embryo

Slide 20 - Tekstslide

Embryonale ontwikkeling
Eerste 5 dagen deelt de cel tot een bolletje cellen met een holte

Uit het klompje cellen dat in de baarmoeder is ingenesteld, ontstaat het embryo.




Slide 21 - Tekstslide

Embryonale ontwikkeling
Het embryo haalt na innesteling zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed van de moeder dat in holtes in de baarmoederwand zit.
Tijdens de ontwikkeling van het embryo ontstaat de placenta.

Slide 22 - Tekstslide

Zwangerschapstest
Zwangerschapshormoon HCG
- Voorkomt rijping nieuwe eicel
- Zorgt dat baarmoederslijmvlies niet wordt afgebroken

Bij zwangerschapstest: hoeveelheid HCG in urine gemeten

Slide 23 - Tekstslide

Bevruchting voorkomen
Voorbehoedsmiddelen:
- Voorkomt zwangerschap
- Makkelijk in gebruik
- Niet schadelijk voor gezondheid

Slide 24 - Tekstslide

Bevruchting voorkomen
Voorbehoedsmiddelen:
- Condoom - voorkomt 'reis' zaadcellen
- Pil - bevat hormonen
- Anticonceptiepleister/staafje - bevat hormonen
- Spiraaltje - bevat hormonen/'blokkeert' baarmoeder
- Sterilisatie - voorkomt versmelting eicel+zaadcel
- Coïtus interruptus - onbetrouwbaar
- Periodieke onthouding - onbetrouwbaar

Slide 25 - Tekstslide

Noodgeval!
Morning-after pil (binnen 72 uur na mogelijke bevruchting)
- Te krijgen bij apotheek
- Bevat hormonen die innesteling voorkomen
Abortus (tot 24 weken)
- Bij abortuskliniek, embryo verwijderd

Slide 26 - Tekstslide

Vragen

Slide 27 - Tekstslide

Bij bevruchting ontstaat een bevruchte zaadcel.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Een embryo is....
A
Een pasgeboren baby
B
Een klompje cellen in de baarmoeder
C
Een bolletje cellen voor innesteling
D
Een onbevruchtte eicel

Slide 29 - Quizvraag

Wat is bevruchting ?
A
de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel
B
als het eicelletje gaat innestelen in de baarmoeder.
C
Als de eisprong plaatsvindt
D
als de vrouw ongesteld wordt.

Slide 30 - Quizvraag

Welk hormoon wordt gemeten bij zwangerschap?
A
Oestrogeen
B
HCG
C
Progestoron
D
FSH

Slide 31 - Quizvraag

Welke vorm van anticonceptie zorgt dat het eitje niet door de eileider kan?
A
Het spiraaltje
B
Sterilisatie
C
Een condoom
D
de pil

Slide 32 - Quizvraag

Hormonen in de morning-afterpil
voorkomen innesteling.
A
juist
B
onjuist
C
soms
D
Dat weet je niet

Slide 33 - Quizvraag

Wat is waar over anticonceptiemethoden zonder voorbehoedsmiddel zoals coïtus interruptus en periodieke onthouding?
A
Coïtus interruptus is onbetrouwbaar
B
Periodieke onthouding is onbetrouwbaar
C
Beide methoden zijn onbetrouwbaar
D
Beide methode zijn zeer betrouwbaar

Slide 34 - Quizvraag

coïtus interruptus, wat is dat?
A
Geslachtsgemeenschap waarbij de man klaarkomt
B
vroegtijdig terugtrekken van de penis uit de vagina, voordat de zaadlozing plaatsvindt
C
Geslachtsgemeenschap waarbij een condoom gebruikt wordt
D
Periodiek onthouding

Slide 35 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: opdrachten 11.2 (3 t/m 22)
Lezen: 11.3
Leren: 11.1+11.2

Slide 36 - Tekstslide