In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Kenmerk product, dimensies, assortimentsstrategie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een kenmerk van convenience goods?
A
Ze worden vaak gekocht zonder veel nadenken en zijn gemakkelijk verkrijgbaar.
B
Het zijn producten waar je veel tijd en moeite voor neemt om de beste keuze te maken.
C
Het zijn producten die consumenten nog niet kennen en waar weinig vraag naar is.
D
Het zijn producten die vaak als aanvulling op een eerdere aankoop nodig zijn.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste verschil tussen shopping goods en unsought goods?
A
Shopping goods zijn vaak impulsieve aankopen, terwijl unsought goods zorgvuldig worden vergeleken.
B
Shopping goods worden vaak actief vergeleken en overwogen, terwijl unsought goods meestal onbekend of ongewenst zijn totdat er een behoefte ontstaat.
C
Shopping goods zijn altijd goedkoper dan unsought goods..
D
Unsought goods worden alleen online verkocht, terwijl shopping goods in fysieke winkels te vinden zijn.
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
(Knelpunt)
Slide 7 - Tekstslide
Je werkt als inkoopmanager bij een autobedrijf en je moet een langetermijncontract afsluiten voor de levering van een speciaal type lithium-ion batterij. Dit product wordt slechts door één leverancier geproduceerd en is essentieel voor de productie van elektrische auto’s. Onder welke categorie valt dit product?
A
Knelpunt product
B
Routine product
C
Hefboom product
D
Strategisch product
Slide 8 - Quizvraag
Een fabrikant van verpakte voedingsmiddelen koopt kartonnen verpakkingen in bij meerdere leveranciers. De verpakkingen hebben een grote invloed op de kostprijs van het eindproduct, maar zijn eenvoudig bij andere leveranciers te verkrijgen. Onder welke productcategorie vallen deze verpakkingen?
A
Knelpunt product
B
Routine product
C
Hefboom product
D
Strategische product
Slide 9 - Quizvraag
Welke onderhandelingsstrategie past het beste bij hefboomproducten?
A
Langdurige samenwerking met één leverancier om leveringsrisico’s te beperken
B
Actief onderhandelen over prijs en kwaliteit, en gebruikmaken van concurrentie tussen leveranciers
C
Grote voorraden aanhouden om leveringsrisico’s te minimaliseren
D
Samenwerken met de leverancier aan productontwikkeling
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Een webwinkel verkoopt uitsluitend zonnebrillen. Het assortiment bevat veel verschillende merken en modellen.
A
diep
B
breed
C
smal
Slide 12 - Quizvraag
Een schoenenwinkel besluit naast schoenen ook tassen en riemen te verkopen. Welke dimensie van het assortiment verandert hierdoor?
A
Diepte
B
Breedte
C
Hoogte
D
Lengte
Slide 13 - Quizvraag
Welke van de volgende situaties beschrijft een diep assortiment?
A
Een kledingwinkel verkoopt broeken, jurken, truien en accessoires.
B
Een sneakerwinkel biedt sneakers in veel verschillende merken, maten en kleuren aan.
C
Een supermarkt heeft een groot magazijn met veel voorraad per product.
D
Een winkel verhoogt de prijzen van alle producten om een luxer imago te krijgen.
Slide 14 - Quizvraag
Welke van de volgende winkels heeft het meest lange assortiment?
A
Een sportwinkel die alleen hardloopschoenen verkoopt in verschillende merken en modellen.
B
Een kledingwinkel die naast kleding ook schoenen en accessoires verkoopt.
C
Een elektronicawinkel die van elke laptop meerdere exemplaren in verschillende kleuren en specificaties op voorraad heeft.
D
Een supermarkt die een breed aanbod heeft, maar slechts een beperkte voorraad per product.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Trading-up
Slide 17 - Tekstslide
Trading-down
Slide 18 - Tekstslide
Up-grading
Slide 19 - Tekstslide
Een klein bedrijf koopt normaal gesproken standaard kantoorbenodigdheden bij een lokale leverancier. Nu besluit het bedrijf om duurdere, ergonomische bureaustoelen aan te schaffen bij een gerenommeerde leverancier om het welzijn van de werknemers te verbeteren. Welk begrip past bij deze situatie?
A
Trading down
B
Trading up
C
Upgrading
Slide 20 - Quizvraag
Een groot productiebedrijf heeft altijd hoogwaardige, dure machines gekocht voor hun productieproces. Vanwege budgetbeperkingen besluiten ze nu goedkopere, maar functionele machines aan te schaffen. Welk begrip beschrijft deze keuze het beste?
A
Trading down
B
Trading Up
C
Upgrading
Slide 21 - Quizvraag
Een IT-bedrijf gebruikt verouderde software voor hun klantenbeheer. Ze besluiten te investeren in een nieuw, geavanceerd CRM-systeem om hun efficiëntie en klanttevredenheid te verbeteren. Welk begrip past bij deze situatie?
A
Trading down
B
Trading up
C
Upgrading
Slide 22 - Quizvraag
Verticale productdifferentiatie:
Objectieve meting van differentiatiefactoren
Verticale productdifferentiatie is het meetbare onderscheid op basis van tastbare factoren zoals smaak, functie en ontwerp.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Horizontale productdifferentiatie
Subjectieve meting van differentiatiefactoren
Bij horizontale productdifferentiatie onderscheiden producten zich door immateriële kwaliteitskenmerken. Producten in deze categorie hebben dezelfde functionele aspecten tegen een vergelijkbare prijs. Het overheersende thema is dat als alle opties identiek geprijsd zouden zijn, er een duidelijke "winnaar" zou zijn in termen van kwaliteitsperceptie.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Line pruning
Het uit het assoriment halen van bepaalde artikelen die niet meer aan de gestelde redementseisen voldoen om zo het assortiment weer gezond te maken.
Slide 27 - Tekstslide
Een leverancier van industriële machines biedt verschillende modellen aan die variëren in prijs en kwaliteit. Ze hebben basis-, middenklasse- en premium modellen, waarbij elk model een hogere kwaliteit en betere prestaties biedt dan het vorige. Welk begrip beschrijft deze strategie het beste?
A
Horizontale productdifferentiatie
B
Verticale productdifferentiatie
C
Line pruning
Slide 28 - Quizvraag
Een fabrikant van kantoorartikelen biedt verschillende soorten pennen aan, waaronder pennen in verschillende kleuren en stijlen. Deze varianten zijn allemaal gelijkwaardig in kwaliteit, maar verschillen in ontwerp en kleur om aan verschillende voorkeuren van bedrijven te voldoen. Welk begrip beschrijft deze strategie het beste?
A
Horizontale productdifferentiatie
B
Verticale productdifferentiatie
C
Line pruning
Slide 29 - Quizvraag
Een groot technologiebedrijf verkoopt verschillende soorten softwareproducten. Na een analyse van de verkoopgegevens, besluit het bedrijf om enkele minder populaire softwaretools uit hun assortiment te halen om zich te concentreren op hun best presterende producten. Welk begrip beschrijft deze strategie het beste?