6.5 : luisteren naar

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

6.5 : luisteren naar

Aan het einde van de les kan je werkwoorden gebruiken met een voorzetsel

Werkwoorden met een vast voorzetsel

Er zijn werkwoorden in het Nederlands met een vast voorzetsel.

Bijvoorbeeld:

Ik ben boos op mijn broertje.

Krishi luistert naar het nieuwe liedje van Harry Styles.

Prins Harry is verliefd op Meghan.

Voorzetsels

Een voorzetsel geeft de plaats of de tijd aan. Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

Met een voorzetsel kun je waar of wanneer aangeven.

Wat is het juiste voorzetsel?
Houden ....

1. voor
2. bij
3. van
4. naar

We hebben vandaag hard.....

1. gewerkt
2. gewerkd
3. gewerken
4. werken

Wat is het juiste voorzetsel?
wennen...

1. voor
2. in
3. met
4. aan

Hij heeft zijn hele leven in Rotterdam...........

1. wonen
2. woont
3. gewoond
4. gewoont

Wat is het juiste voorzetsel?
Beginnen......

1. op
2. met
3. in
4. voor

Ik ben dit weekend naar het strand ...............

1. fietsen
2. gefietsen
3. gefietst
4. gefietsd

Wat is het juiste voorzetsel?
Genieten ....

1. op
2. van
3. over
4. in

Wat is het juiste voorzetsel?
zich inschrijven....

1. voor
2. in
3. van
4. op

Wat is het juiste voorzetsel?
luisteren .....

1. in
2. van
3. met
4. naar

Wat is een voorzetsel?

Naast de trap staat een schoen.

Welk woord is het voorzetsel?

1. staat
2. schoen
3. naast
4. een

Wat is een voorzetsel?

Hij loopt snel naar huis.

Welk woord is het voorzetsels?

1. loopt
2. snel
3. naar
4. huis

Wat is het juiste voorzetsel?
lijken.....

1. ik met jou
2. voor mijn
3. lamp aan
4. op staan