Les 1: introductie communicatie

Vandaag
Introductie +/- 10 min.
Communicatie +/- 30 min.
Opdracht +/- 30 min.
Reflecteren +/- 15 min.

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Introductie +/- 10 min.
Communicatie +/- 30 min.
Opdracht +/- 30 min.
Reflecteren +/- 15 min.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
  • in eigen woorden uitleggen wat onder communicatie valt,
  • uitleggen wat het verschil is tussen verbale- en non-verbale communicatie,
  • benoemen wat het belang is van goede communicatie
  • benoemen wat je moet inleveren aan het einde van de lessenreeks

Slide 2 - Tekstslide

Praktische info

Het vak heeft een inspanningsplicht (geen examen dus). Toetsing zal bestaan uit een aantal opdrachten en een reflectie.

Slide 3 - Tekstslide

Planning en opdrachten
  • Planning, lessen en opdrachten staan op It's Learning
  • De opdrachten hebben als doel om meer besef te krijgen en inzicht te geven in jouw communicatievaardigheden. 
  • De reflectie die je inlevert geeft jouw ontwikkeling aan op het gebied van communicatie.
  • De reflectie en opdrachten houd je iedere week bij.
  • De vorm waarin je de reflectie giet bepaal je (grotendeels) zelf.

Slide 4 - Tekstslide

Communicatie

Slide 5 - Tekstslide

Communicatie

Slide 6 - Woordweb

Belangrijke vragen
  • Wat bedoelen we met communicatie?
  • Welke communicatiestijlen zijn er en hoe pas je deze effectief toe?
  • Hoe communiceer je in een conflictsituatie?
  •  Hoe pas je verschillende gespreksvaardigheden toe?
  • Hoe ontvang en geef ik op een juiste manier feedback?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Communicatie is het uitwisselen van informatie
De informatie die je overdraagt noem je de boodschap

Degene die communiceert noem je de zender.

De persoon die de boodschap ontvangt is de ontvanger.

De zender brengt zijn boodschap over met een medium: (bijv. gesprek, berichtje of non-verbaal met je lichaam) 

Slide 9 - Tekstslide

Gespreksvaardigheden
In tweetallen:
1. Maak de zinnen af: 
- Je luistert goed wanneer je...
- Je luistert slecht wanneer je...

2. Wat zijn jullie ergernissen tijdens een gesprek met iemand die niet goed luistert? 
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Verbale & non-verbale communicatie

Slide 11 - Tekstslide

2

Slide 12 - Video

00:43
Wat denken jullie? Hoeveel % bestaat uit non-verbale communicatie?

Slide 13 - Open vraag

00:58
De meest voorkomende non-verbale communicatiefouten

Slide 14 - Tekstslide

Verbaal
Non-verbaal

Slide 15 - Tekstslide

Situatie:
De student stuurt een e-mail naar haar praktijkbegeleider.
A
verbaal
B
non-verbaal
C
beide

Slide 16 - Quizvraag

Situatie:
Jip ziet dat Floor stiekem een snoepje pakt. Hij kijkt haar aan en geeft haar een knipoog.
A
verbaal
B
non-verbaal
C
beide

Slide 17 - Quizvraag

Situatie:
Meneer Vermeulen is boos op de klas. Hij verheft zijn stem en geeft een donderpreek
A
verbaal
B
non-verbaal
C
beide

Slide 18 - Quizvraag

situatie:
Mees liket de Facebook-update van Samia.
A
verbaal
B
non-verbaal
C
beide

Slide 19 - Quizvraag

situatie:
Valerie geeft een presentatie voor de klas. Ze gebruikt daarbij een PowerPoint.
A
verbaal
B
non-verbaal
C
beide

Slide 20 - Quizvraag



Wat heb je aan deze informatie?

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht: belang van communicatie

In tweetallen:
1. Een iemand verteld wat over zijn stage/vakantie/hobby's.
2. De ander krijgt van mij een verborgen taak.
 
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht: belang van communicatie
1. Je mag alleen non-verbaal reageren (dus niet praten).

2. Neem een van onderstaande houdingen aan tijdens het verhaal:
  • Ongeïnteresseerd
  • Neutraal
  • ONTZETTEND geïnteresseerd

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht: belang van communicatie
Nabespreking

Slide 24 - Tekstslide


Reflecteren

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
  • in eigen woorden uitleggen wat onder communicatie valt,
  • uitleggen wat het verschil is tussen verbale- en non-verbale communicatie,
  • benoemen wat het belang is van goede communicatie
  • benoemen wat je moet inleveren aan het einde van de lessenreeks

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

Vandaag
Terugblik +/- 5 min.
Communicatiestijlen +/- 10 min.
Verdieping - zelftest +/- 40 min.
Kernkwadrant +/- 15 min.
Casus uitwerken +/- 20

Slide 28 - Tekstslide

Lesdoelen
De student kan aan het einde van de les:
1. Uitleggen wat zijn of haar natuurlijke communicatiestijl is,

2. Uitleggen wat zijn of haar kernkwaliteiten en allergieën zijn,

3. Reflecteren op een situatie waarin hij of zij anders had willen communiceren.

Slide 29 - Tekstslide

Roos van Leary
  • Een manier om communicatiestijlen van elkaar te onderscheiden

  • Wat is jouw natuurlijke stijl denk je?

  • Neem je in iedere situatie dezelfde stijl aan?

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht: zelftest
Kijk op de planner in It's Learning

Slide 31 - Tekstslide

Reflectievragen
  1.  Wat is jouw score (top vier)?
  2.  Herken je jezelf bij beschrijving die gegeven wordt bij jouw scores? Waarom wel of waarom niet.
  3. Welk communicatiegedrag vertoon jij meestal in jouw werk/stage?
  4. In welke situaties ben je tevreden over je communicatiegedrag en het gedrag dat dit oproept?
  5. In welke situaties ben je ontevreden je communicatiegedrag en het gedrag dat dit oproept?
  6. Waar zit met name jouw kracht?

Slide 32 - Tekstslide

Maken van kernkwadrant 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht: casus bespreken
1. In viertallen

2. Iedereen brengt een casus in over een situatie waarin hij of zij in een communicatieve uitdaging terecht kwam.

3. Kies één casus uit die je als groep uit wilt werken.


Slide 34 - Tekstslide

Uitwerken casus
1. Hoe communiceerde de zender en ontvanger van de boodschap?

2. Wat ging er mis in deze communicatie?

3. Hoe had dit voorkomen kunnen worden?

Slide 35 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 36 - Tekstslide

Lesdoelen
De student kan aan het einde van de les:
1. Uitleggen wat zijn of haar natuurlijke communicatiestijl is,

2. Uitleggen wat zijn of haar kernkwaliteiten en allergieën zijn,

3. Reflecteren op een situatie waarin hij of zij anders had willen communiceren.

Slide 37 - Tekstslide

Volgende week
Communicatiestijlen

Slide 38 - Tekstslide

Lees de casus van Vincent en beantwoord de vragen:
Janine werkt in een schippersinternaat. Vincent is een van de tieners die er doordeweeks woont. Vincent heeft moeite met zijn opleiding. Ook weet Janine dat hij zijn ouders en zusje enorm mist. Vandaag is Vincent uit school meteen naar zijn kamer gelopen. Hij is niet eens in de huiskamer geweest om wat te drinken en iets lekkers te pakken. Het is tijd voor een praatje, denkt Janine. Wanneer ze op zijn kamer komt, maakt Vincent nauwelijks oogcontact met haar. Hij scrolt wat op zijn mobieltje. Wanneer ze vraagt hoe het met hem gaat, antwoordt hij: ‘Prima hoor.’ Wanneer Janine doorvraagt, roept hij: ‘Ik zei toch dat het goed gaat, mens, laat me met rust!’

Slide 39 - Tekstslide

Leg aan de hand van de casus van Janine en Vincent uit. Wie is de:
1. zender?
2 ontvanger?
3. wat was de boodschap?
4. met welk medium werd de boodschap gebracht?

Slide 40 - Open vraag

Mensen communiceren altijd met een bepaald DOEL: je wilt een boodschap aan de ander overbrengen. Welk doel heeft Janine in het gesprekje met Vincent?

Slide 41 - Open vraag

Welke boodschappen worden er in de casus van Vincent VERBAAL verstuurd, welke NON-VERBAAL?

Slide 42 - Open vraag