Drama Theorie reader Hfd. 2, paragraaf 2.5-2.9

Drama Theorie reader hfd. 2
     
     
       
         
         
            Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
         
         
       
        1
       
       
       
         
           
              Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
           
         
       
       
       
         
           
              Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
           
         
       
       
         
           
              Differentiëer
           
         
         
           
             
                Differentiëer
             
             
             
             
                Instellingen
             
           
         
       

       
   
     
       
 
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
     
       
          Drama Theorie reader Hfdstk 2
       
     
   
   
   
     
        Mavo 4
     
   
   
  
 
 
 
 
     
   
   
   
     
       
       
       
         
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
       
     
   
 
       
       
         
   
   
     
     
   
 
       
       
   
   
     
     
   
 
     
     
     
    heorie reader Hfdstk 2
Mavo 4

Paragraaf 2.5 t/m 2.9
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Drama Theorie reader hfd. 2
     
     
       
         
         
            Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
         
         
       
        1
       
       
       
         
           
              Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
           
         
       
       
       
         
           
              Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
           
         
       
       
         
           
              Differentiëer
           
         
         
           
             
                Differentiëer
             
             
             
             
                Instellingen
             
           
         
       

       
   
     
       
 
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
     
       
          Drama Theorie reader Hfdstk 2
       
     
   
   
   
     
        Mavo 4
     
   
   
  
 
 
 
 
     
   
   
   
     
       
       
       
         
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
       
     
   
 
       
       
         
   
   
     
     
   
 
       
       
   
   
     
     
   
 
     
     
     
    heorie reader Hfdstk 2
Mavo 4

Paragraaf 2.5 t/m 2.9

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij deze lessonup
Deze lessonup beschrijft alle theorie van hoofdstuk 2 van de theorie reader.

Als je dit symbool ziet:           betekent dat, dat er een gesproken uitleg is. Klik op dit symbool om de uitleg te horen.

Vul alle vragen in, zo goed als je kunt, ik kan de antwoorden die je geeft lezen en je krijgt daar feedback op. Log dus in met eigen je voor- en achternaam.

Veel plezier! 

Slide 2 - Tekstslide

2.5 Spelvormen

Spelvormen toepasbaar o.a. in het theater:  
- Mime/ pantomime  
- Improvisatie  
- Tableau vivant  
- Spiegelen  
- Tempoverschillen (versnellen, vertragen)  
- Vertelpantomime  
- Doorbreken van de vierde wand: Bijvoorbeeld klap + freeze, verteller tegen publiek, etc. 

Slide 3 - Tekstslide

2.6 Manieren van verwijzen naar de werkelijkheid 
  
Een toneelstuk laat altijd een visie zien van de regisseur op een aspect van de  werkelijkheid. De regisseur verwijst daarmee naar de werkelijkheid. Dit kan op 6 verschillende manieren.

Slide 4 - Tekstslide

Welke verwijzingen naar de werkelijkheid ken je nog/ al?

Slide 5 - Woordweb

Nabootsing
Een directe verwijzing naar de werkelijkheid, bijvoorbeeld: Zoon komt ´s avonds na een feestje pas om 3 uur thuis. Vader zit in de woonkamer op hem te wachten en is boos, want de zoon is veel te laat. 

Slide 6 - Tekstslide

Typering
Eén eigenschap uit de werkelijkheid wordt gekozen en vergroot vormgegeven. Bijvoorbeeld: De agressiviteit van de vader die zijn zoon uitfoetert, wordt vergroot. 

Slide 7 - Tekstslide

Omkering
Gespeeld wordt met de verwachting van het publiek. Niet het voorspelbare gebeurt, maar juist het omgekeerde. Bijvoorbeeld: Vader reageert: “Waarom ben je nu al thuis? Je mag pas om 6 uur thuiskomen. Mijn huis uit en feesten tot 6 uur.” 

Slide 8 - Tekstslide

Oefensituatie
Het oefenen van gedrag in een nagespeelde situatie, rollenspel in een beroepsopleiding of een therapiesessie. Bijvoorbeeld: Vader oefent met een andere vader, die de zoon naspeelt, om goed met elkaar en met de situatie om te leren gaan.  

Slide 9 - Tekstslide

Metafoor
Een indirecte verwijzing naar de werkelijkheid. Bijvoorbeeld, vader staat symbool voor de overheid en maakt de regels, zoon staat symbool voor de burger die de regels moet volgen.  
 

Slide 10 - Tekstslide

Vrije verbeelding
Verwijzing naar de werkelijkheid die niet vastligt. De vader zoon conflictsituatie wordt gespeeld als een sprookje.  

Slide 11 - Tekstslide

Je krijgt zo verschillende fragmenten te zien met verwijzingen naar de werkelijkheid. Bekijk goed welk fragment welke verwijzing gebruikt ( en waarom je dat denkt). Hier vraagt Floortje in de volgende les naar.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

2.7 Materiële vormgevingsmiddelen

Slide 17 - Tekstslide

Wat waren de materiële vormgevingsmiddelen ook alweer?

Slide 18 - Open vraag

Muziek heeft binnen het theater 4 functies:
  • Contrast versterken  
  • Om op te dansen  
  • Om de sfeer te versterken  
  • Om emoties te versterken


Slide 19 - Tekstslide

Je ziet zo verschillende fragmenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van muziek. Beschrijf wat de functie van muziek is en waarom? Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden:
  • intensiteit
  • volume
  • tempo

Slide 20 - Tekstslide

1

Slide 21 - Video

01:27

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 22 - Open vraag

1

Slide 23 - Video

03:43

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 24 - Open vraag

1

Slide 25 - Video

01:25

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 26 - Open vraag

2

Slide 27 - Video

00:10

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 28 - Open vraag

00:21

Beschrijf wat de functie van de muziek is en waarom? 
Gebruik ( indien passend) in je antwoord/argumentatie de woorden: 
intensiteit 
volume 
tempo

Slide 29 - Open vraag

Wat is een conflict?

Slide 30 - Open vraag

2.8 Kenmerken goede scène
Een goede scène heeft altijd een conflict.
Een conflict is een probleem. Dit kan een probleem van één personage zijn, of tussen verschillende personages. 

Een conflict kan innerlijk (dus bij het personage van binnen) zijn, of uiterlijk (er is bijvoorbeeld ruzie op toneel)


Slide 31 - Tekstslide

Beschrijven van een conflict
Bekijk de volgende scène (op de volgende slide) en beschrijf het conflict tussen de twee personages. 
Wat is er aan de hand en waar zie je dat aan?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Wat was het conflict in deze scène?Wat is er aan de hand en waar zie je dat aan?
Geef daarbij aan of het een innerlijk of uiterlijk conflict is.

Slide 34 - Open vraag

Spelgegevens
In een goede scène

Slide 35 - Tekstslide

Spelgegevens
Beschrijf van de volgende scène de spelgegevens.
* wie * karakter van de rol * uiterlijke kenmerken * relatie tot andere rollen  
* wat* handelingen 
* waar * locatie 
* waarom* motieven 
* wanneer * tijdsperiode 

Slide 36 - Tekstslide

2.9 Spanning
Hoe creëer je spanning in je scène, zodat je publiek wil weten:
Hoe loopt dit af?

Jij moet als maker dan weer juist bedenken: Wat wil ik mijn publiek in deze scène laten weten?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

spanningsboog
expositie; De 5 W’s worden duidelijk, behalve Wat: het conflict 

motorisch moment; Start conflict 

ontwikkeling; Hoe wordt het conflict aangepakt/ geprobeerd op te lossen? 

climax; Hoogtepunt van de spanning, het is duidelijk of/ hoe het conflict is opgelost. 

afloop; Hoe eindigt de scène 

Slide 39 - Tekstslide

Spanningsboog invullen
Zet in de volgende slide de foto's op de juiste plek in de spanningsboog.
Het zijn foto's uit het Disney sprookje Assepoester.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Sleepvraag

Slide 42 - Video

Wat is het motorisch moment in deze scène?

Slide 43 - Open vraag

Spanning in een scène vergroten
De spanning in een scène kun je vergroten door: 
Het CONFLICT te vergroten * maak de situatie erger  * maak de belangen van de personages tegengesteld aan elkaar  * maak de belangen van de personages groter 

De CLIMAX uit te stellen  Je probeert de spanning wat op te rekken door het hoge woord er nog niet uit te gooien. Let wel: Als je de climax te lang uitstelt neemt de spanning juist weer af. 

Het publiek weet meer dan de/ een personage(s) 
Het publiek weet wat er komen gaat. De vraag is: Wanneer? En: Hoe? 

Slide 44 - Tekstslide

Dit was de lessonup van 2.5-2.9
Zorg ervoor dat je de hele theoriereader ( hoofdstuk 1 t/m 5 incl de daarop volgende begrippenlijst) uit je hoofd leert. 

Deze moet je kennen, maar vooral kunnen toepassen tijdens jullie Centraal Examen.
De begrippenlijst kun je oefenen via een Kahoot die gedeeld wordt op it's learning.

Slide 45 - Tekstslide