H2.4 MC-vragen

H2.4.1: Welke van de volgende teksten vorm GEEN bestanddeel van het strafbare feit in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.)?

A
Openbare weg.
B
Verkeer belemmeren.
C
Veiligheid bedreigen
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
WKPV-1MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2.4.1: Welke van de volgende teksten vorm GEEN bestanddeel van het strafbare feit in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.)?

A
Openbare weg.
B
Verkeer belemmeren.
C
Veiligheid bedreigen

Slide 1 - Quizvraag

H2.4.2: Op welke plaatsen is het bedreigen van iemand veiligheid in dronkenschap strafbaar volgens het strafbare feit in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.)?

A
Alleen op de openbare weg.
B
Alleen in het openbaar
C
Overal.

Slide 2 - Quizvraag

H2.4.3: Op welke plaatsen is het verstoren van de orde strafbaar volgens het strafbare feit in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.)?

A
Alleen op de openbare weg.
B
Alleen in het openbaar.
C
Overal.

Slide 3 - Quizvraag

H2.4.4: Op welke plaatsen is het verrichten van handelingen die grote omzichtigheid en/of voorzorgen vereisen in staat van dronkenschap strafbaar volgens het strafbare feit in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.)?

A
Alleen op de openbare weg.
B
Alleen in het openbaar.
C
Overal.

Slide 4 - Quizvraag

H2.4.5: Op welke plaatsen is het strafbare feit openbare dronkenschap (453 Sr.) van toepassing?

A
Alleen op de openbare weg.
B
Alleen in het openbaar.
C
Overal.

Slide 5 - Quizvraag

H2.4.6: Wat wordt bedoeld met het bestanddeel 'in het openbaar'?

A
Elke plaats waar publiek redelijkerwijs aanwezig kan zijn.
B
Elke plaats in de buitenlucht waar publiek aanwezig is.
C
Elke plaats waar publiek aanwezig is.
D
Elke plaats in de buitenlucht waar publiek redelijkerwijs aanwezig kan zijn.

Slide 6 - Quizvraag

H2.4.7: Hans zit in een café. Hij is zo dronken dat hij van zijn kruk afvalt. Welk strafbaar feit pleegt hij?

A
Openbare dronkenschap (453 Sr.).
B
In staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).
C
Geen van de hier genoemde strafbare feiten.

Slide 7 - Quizvraag

H2.4.8: Thomas loopt duidelijk dronken in het winkelcentrum. Welk strafbaar feit pleegt hij?

A
Openbare dronkenschap (453 Sr.).
B
In staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).
C
Geen van de hier genoemde strafbare feiten.

Slide 8 - Quizvraag

H2.4.9: Hanz staat duidelijk dronken in de trein. Hij beledigt daarbij voorbijgangers en schreeuwt hen na. Er ontstaat een grimmige sfeer. Welk strafbaar feit pleegt hij?

A
Openbare dronkenschap (453 Sr.).
B
In staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).
C
Geen van de hier genoemde strafbare feiten.

Slide 9 - Quizvraag

H2.4.10: Clement is duidelijk dronken. Tijdens een feestje bij Hans thuis trekt hij een lamp van de muur en gooit deze door de woonkamer. Welk strafbaar feit pleegt hij?

A
Openbare dronkenschap (453 Sr.).
B
In staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).
C
Geen van de hier genoemde strafbare feiten.

Slide 10 - Quizvraag

H2.4.11: Hamed is bezig met het onderhoud van een reactor in een kerncentrale. Hij is duidelijk dronken. Welk strafbaar feit pleegt hij?

A
Openbare dronkenschap (453 Sr.).
B
In staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).
C
Geen van de hier genoemde strafbare feiten.

Slide 11 - Quizvraag

H2.4.12: Hans loopt duidelijk dronken in een supermarkt. Een politieagent wordt ter plaatse gestuurd. Wat kan deze nu doen?

A
De politieagent moet met apparatuur vaststellen dat Hans inderdaad dronken is en hij kan hem dan eventueel een bekeuring aanzeggen.
B
De politieagent moet de dronkenschap door zintuigelijke waarnemingen vaststellen en kan Hans dan eventueel een bekeuring aanzeggen.
C
De politieagent kan op Hans op basis van het hier beschreven gedrag GEEN bekeuring aanzeggen.

Slide 12 - Quizvraag

H2.4.13: Ko staat op straat. Hij heeft een paar biertjes op. Ko schreeuwt naar een langslopende groep jongeren. Deze ergeren zich aan het gedrag van Ko. Ko blijft echter schreeuwen. Wat kan een bevoegd opsporingsambtenaar in dit geval doen?

A
Indien Ko niet duidelijk dronken is, kan de bevoegde opsporingsambtenaar hier niets tegen doen.
B
Het maakt hier niet uit of Ko zichtbaar dronken is. Dit kan achteraf vastgesteld worden. Dan kan Ko alsnog een bekeuring voor openbare dronkenschap worden aangezegd.
C
Als Ko niet zichtbaar dronken is, kan hij zich mogelijk schuldig maken aan in staat van dronkenschap de orde verstoren etc.

Slide 13 - Quizvraag

H2.4.14: Hamed zit duidelijk dronken in de bus. Is dit strafbaar voor openbare dronkenschap?

A
Ja, het betreft een duidelijk zichtbare dronkenschap op een openbare plaats.
B
Nee, tenzij Hamed bijvoorbeeld het publiek in de bus lastig gaat vallen.
C
Nee, dronkenschap in welke vorm dan ook is niet strafbaar in de bus. De bus valt namelijk NIET onder een openbare plaats.

Slide 14 - Quizvraag

H2.4.15: Raoul voert als monteur in een afgesloten garage een controle uit op de werking van de remmen van een vrachtauto. Hierbij demonteert hij de remmen en zet deze vervolgens voorzien van nieuwe onderdelen weer in elkaar. Raoul is echter dronken als hij dit doet. Is hij nu strafbaar voor een vorm van strafbare dronkenschap?

A
Nee, het betreft hier geen openbare plaats.
B
Nee, het betreft hier geen voor het publiek toegankelijke plaats.
C
Ja.

Slide 15 - Quizvraag

H2.4.16: Rodney is duidelijk dronken. Hij gaat midden op een rotonde staan en gaat het verkeer staan te regelen. Hierdoor ontstaat een opstopping op de weg. Welk strafbaar feit pleegt Rodney hiermee?

A
Alleen openbare dronkenschap (453Sr.).
B
Alleen in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).
C
Openbare dronkenschap (453Sr.) en in staat van dronkenschap het verkeer belemmeren, orde verstoren etc. (426 Sr.).

Slide 16 - Quizvraag