T2 Proefwerk H4: Geluid

oefentoets
GELUID
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

oefentoets
GELUID

Slide 1 - Tekstslide

  • open vragen: noteer het juiste antwoord
  • meerkeuzevragen: kruis één juiste letter aan

Slide 2 - Tekstslide

Geluid maken en horen

Slide 3 - Tekstslide

Welke bewering is juist?
A
Astronauten horen explosies in de ruimte harder dan de mensen op aarde.
B
Elke geluidsbron heeft een onderdeel dat trilt.
C
Het trommelvlies is een geluidsbron.
D
Niet alles wat geluid maakt, is een geluidsbron

Slide 4 - Quizvraag

Op de foto zie je links een gewone gitaar en rechts een elektrische gitaar.
De elektrische gitaar is niet aangesloten op een geluidsinstallatie.
Leg uit welke gitaar het luidst klinkt.

Slide 5 - Open vraag

Sleep de onderstaande zinnen naar de juiste nummer in volgorde. 

Het trommelvlies trilt mee met de lucht.
1
2
3
4
5
Het trommelvel brengt de lucht in trilling.
De trommelaar laat het trommelvel trillen.
De luchttrillingen komen bij je oor.
Je hoort het geluid van de trommel.

Slide 6 - Sleepvraag


Geluidsterkte

Slide 7 - Tekstslide

Hieronder staan de stappen die je doet om de geluidssterkte goed te meten, alleen de volgorde is niet goed. Zet de stappen bij het juiste nummer.
1
2
3
4
5
Zet de knop op de meter in de juiste stand.
Richt de decibelmeter op de geluidsbron.
Schrijf de eenheid dB achter het getal.
Houd de decibelmeter op 1 m van de geluidsbron.
Lees de meter af.

Slide 8 - Sleepvraag

Op de plaatjes zie je verschillende situaties die met geluid te maken hebben.
Sleep elk plaatje naar de juiste geluidssterkte.
20 dB
30 dB
80 dB
110 dB

Slide 9 - Sleepvraag

Leg uit hoe je het wegdek (het oppervlak) van een snelweg moet samenstellen zodat het verkeerslawaai vermindert.

Slide 10 - Open vraag

De koptelefoon van Annemiek produceert een geluidssterkte van 87,5 dB. Lees uit de grafiek hiernaast af na hoeveel uur blijvende gehoorbeschadiging kan optreden.

Slide 11 - Open vraag

Hoge en lage tonen

Slide 12 - Tekstslide

Als je alle gaatjes bovenop een blokfluit afsluit, hoor je dan een hoge of een lage toon?

Slide 13 - Open vraag

De violiste op de foto verandert met haar vingers de toonhoogte van de viool.
Schrijf drie manieren op hoe ze een lagere toon kan maken.

Slide 14 - Open vraag

Een audioloog bepaalt de bovenste gehoorgrens van Maureen. Hij vindt 10 000 Hz. Lees uit de grafiek welke leeftijd hierbij hoort.

Slide 15 - Open vraag

Bij Maureens leeftijdgenoten blijkt de bovenste gehoorgrens 7 500Hz hoger te liggen. Bepaal met behulp van de grafiek de werkelijke leeftijd van Maureen.

Slide 16 - Open vraag

Wat is de onderste gehoorgrens van Maureen en haar leeftijdsgenootjes?

Slide 17 - Open vraag

In de grafiek staat het gehoorbereik van de mens en andere dieren. Wat is het gehoorbereik van een hond?

Slide 18 - Open vraag

Een dolfijn produceert een toon van 30 000 Hz. Schrijf op welke andere dieren zo’n toon kunnen horen.

Slide 19 - Open vraag

Beeld en geluid

Slide 20 - Tekstslide

Hieronder zie je de oscilloscoopbeelden van een aantal stemvorken.
De tijdinstelling van de drie oscilloscoopschermen is 1 ms per hokje.
A
B
C
zachtste toon
laagste toon
hoogste toon

Slide 21 - Sleepvraag

Leg uit hoeveel verschillende stemvorken zijn gebruikt voor de 3 oscilloscoopschermen.

Slide 22 - Open vraag

De tijdinstelling is 1 ms per hokje. Wat is de trillingstijd in s van stemvork B?

Slide 23 - Open vraag

De trillingstijd van een toon is 0,002 s. Bereken de frequentie van deze toon.

Slide 24 - Open vraag

De frequentie van een toon is 880 Hz. Bereken de trillingstijd van deze toon.

Slide 25 - Open vraag

Het begint te onweren. Je ziet een bliksem en 7,5 seconden later hoor je het gerommel.
Bereken hoever het onweer nog bij je vandaan is. De geluidssnelheid in lucht is 343 m/s.

Slide 26 - Open vraag

Een potvis zendt geluiden uit die tegen een inktvis worden teruggekaatst.
De echo komt na 1,5 s bij de potvis terug. Bereken hoever de potvis bij de inktvis vandaan is.

Slide 27 - Open vraag

EINDE

Slide 28 - Tekstslide