LB 2.9 Koppelwerkwoorden

Goedemorgen
Leg je schrift op tafel.
Pak je boek en ga lezen. 
timer
7:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen
Leg je schrift op tafel.
Pak je boek en ga lezen. 
timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het eind van de les:
-  weet je wat koppelwerkwoorden zijn;
- weet je in welk soort zinnen koppelwerkwoorden voorkomen; 
- kun je de hulpwerkwoorden, zelfstandig werkwoorden en koppelwerkwoorden in zinnen benoemen.


Slide 2 - Tekstslide

Planning
1. kort geheugen opfrissen zelfstandige en hulpwerkwoorden
2. uitleg koppelwerkwoorden
3. aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Mijn moeder heeft de krant al gelezen.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het zelfstandig werkwoord in voorgaande zin?
A
heeft
B
gelezen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van het hulpwerkwoord in dezelfde zin?
Mijn moeder heeft de krant al gelezen.

Slide 6 - Open vraag

Geef aan wat het onderwerp van deze zin DOET. (met andere woorden: wat is de handeling)
Jip geeft de planten water.

Slide 7 - Open vraag

DOET het onderwerp iets in deze zin?
Manuel praat graag over zijn hobby.

A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Staat er een handeling in deze zin?
Shayla is een gezellige vriendin.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

DOE-zin
Het onderwerp van een doe-zin, doet iets, voert een handeling uit.

Jip geeft de planten water. 
Jip is het onderwerp. Hij doet iets, namelijk water geven.


ZIJN-zin
Het onderwerp van een zijn-zin, is iets. Er wordt een kenmerk of een eigenschap/toestand beschreven.

Shayla is een gezellige vriendin. 
Shayla is het onderwerp. Ze doet niet iets. 


Slide 10 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
In een ZIJN-zin staan koppelwerkwoorden.


Slide 11 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Er zijn negen koppelwerkwoorden: 
zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.

Ezelsbruggetje: ZWaBBeLS+HDV



Slide 12 - Tekstslide

De bloemen zijn prachtig.
Zijn is een koppelwerkwoord. Bloemen is het onderwerp. Wat koppelt dit werkwoord aan het onderwerp bloemen?

Slide 13 - Open vraag

De planeet Mars lijkt onbewoond.
Het koppelwerkwoord is lijkt. Wat koppelt dit werkwoord aan elkaar?

Slide 14 - Open vraag

Meerdere werkwoorden in een zin
- Een koppelwerkwoord kan ook samen met een hulpwerkwoord in een zin staan.
Het koppelwerkwoord is dan een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm is dan altijd het hulpwerkwoord. 
Bijvoorbeeld:
Het zwembad is leuk. -> is = koppelwerkwoord)
Het zwembad is leuk geworden. ->  is = hulpwerkwoord, geworden = koppelwerkwoord
Het zwembad blijkt leuk geworden te zijn. -> blijkt, geworden = hulpwerkwoord, zijn= koppelwerkwoord
- Een koppelwerkwoord en een zelfstandig werkwoord kunnen echter nooit in één zin voorkomen. 

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maak LB 2.10A
Zet de theorie open.

Dit is je huiswerk voor maandag.
Klaar? Lezen. 

Slide 16 - Tekstslide

doelencheck:
Ik ken de negen koppelwerkwoorden.
ja
een beetje
nee

Slide 17 - Poll

doelencheck:
Ik weet wat de functie van een koppelwerkwoord is.
ja
een beetje
nee

Slide 18 - Poll

doelencheck:
Ik weet in welk soort zinnen koppelwerkwoorden voorkomen.
ja
een beetje
nee

Slide 19 - Poll

Aan de slag
Maak LB 2.10 A
Dit is ook je huiswerk.

Klaar? Lezen.

Slide 20 - Tekstslide