GS examen: masterclass bronnen

Masterclass Vaardigheden
geschiedenis
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Masterclass Vaardigheden
geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Historische vaardigheden: wat moet je kunnen?
  • Hoe je om moet gaan met de betrouwbaarheid van bronnen
  • Wat het verschil is tussen een feit en een mening
  • Welke soorten bronnen er zijn
  • Hoe we het verleden hebben ingedeeld
  • Wat het verschil is tussen oorzaak (+ aanleiding) en gevolg
  • Wat bedoeld wordt met de representativiteit (= zijn er meer van zulke bronnen te vinden) van bronnen
  • Wat tijd- en plaatsgebondenheid (standplaatsgebondenheid) is
  • Wanneer er sprake is van een verandering of van continuïteit (= ‘het’ gaat door, ‘het’ blijft hetzelfde)
  • Hoe je onderzoek doet

Slide 2 - Tekstslide

Hoe  betrouwbaar is de bron? Waar let je op?
  • Persoon: Wie heeft de bron gemaakt?
  • Tijd: Wanneer is de bron gemaakt?
  • Plaats: Waar is de bron gemaakt?
  • Bedoeling: Wat is het doel van de maker?
  • Informatie: Hoe kwam de maker aan de informatie? 







Slide 3 - Tekstslide

Masterclass Bronnen

Slide 4 - Tekstslide

Feit of Mening? 
  • Een feit is iets dat vaststaat, niet kan veranderen.
  • Een mening is iets wat iemand vindt, kan veranderen.

Slide 5 - Tekstslide

Feit of mening?
Het is belangrijk dat iedereen gaat stemmen
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quizvraag

Welke soorten bronnen zijn er?
  • Beeldbron: plaatje/foto/spotprent/strip
  • Tekstbron
  • geluid

  • gebouwen
  • voorwerpen
  • was de maker erbij of is de bron later door iemand anders gemaakt

Slide 7 - Tekstslide

Indelen van verleden: 10 tijdvakken
  1. Tijd van jagers en boeren -3000 v. Chr.
  2. Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr. - 500 n. Chr.
  3. Tijd van monniken en ridders 500-1000
  4. Tijd van steden en staten 1000-1500
  5. Tijd van ontdekkers en hervormers 1500-1600
  6. Tijd van regenten en vorsten 1600-1700
  7. Tijd van pruiken en revoluties 1700-1800
  8. Tijd van burgers en stoommachines 1800-1900
  9. Tijd van wereldoorlogen 1900-1950
  10. Tijd van televisie en computers 1950-heden

Slide 8 - Tekstslide

Indelen van verleden: klassieke indeling
Prehistorie -3000 v. Chr.
Oudheid 2000 v. Chr. – 500 n. Chr.
Middeleeuwen 500- 1500
Vroeg moderne tijd 1500-1789
Moderne tijd 1789-nu

Slide 9 - Tekstslide

Indelen van verleden: sociaal-economisch
De jagerssamenleving
De landbouwsamenleving
De stadssamenleving
De industriële samenleving

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaak - Gevolg
  • Oorzaken: direct of indirect
  • Indirect = dingen die al langer spelen

  • Directe = de aanleiding, de  "druppel"

  • Gevolg = resultaat van een gebeurtenis
  • Gevolgen op korte termijn: direct na de gebeurtenis
  • Gevolgen op lange termijn: komen pas later

Slide 11 - Tekstslide

De moord op Franz Ferdinand leidde tot WO I.
Deze moord was de .... voor WO I
A
directe oorzaak
B
indirecte oorzaak

Slide 12 - Quizvraag

Het Verdrag van Versailles zorgde voor veel onvrede bij de Duitse bevolking. Dit was een ....?... oorzaak voor het uitbreken van WO II
A
directe
B
indirecte

Slide 13 - Quizvraag

Is de bron representatief?
  • Geldt de bron voor 1 geval/persoon: niet representatief.
  • Geldt de bron voor een grote groep/meer gevallen: wel representatief

representatief voor deze tijd?
Begin met: wat zie ik?
Je ziet mensen zwaaien naar anderen aan de andere kant van een muur.
is de bron representatief?
Bedenk: welke tijd/gebeurtenis hoort hierbij?
Je ziet dat er een muur gebouwd is: Berlijn 1961

is de bron representatief?
Geldt de gebeurtenis voor 1 persoon of voor een grote groep mensen in Berlijn?
Het afgescheiden worden van familie goldt voor veel mensen in Berlijn in die  tijd
is de bron representatief?
de bron is representatief voor deze tijd in de stad Berlijn.

Slide 14 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid van de bron
- in welke plaats/land/gebied is de bron gemaakt, achtergrond van de maker (politiek idee, geloof, arm of rijk, leeftijd, beroep)
- een bron is altijd tijd- en plaatsgebonden
- dit onderdeel gebruik je bij het vaststellen van de betrouwbaarheid van de                      bron

Slide 15 - Tekstslide

Verandering of Continuiteit
  • continu = wat steeds doorgaat, hetzelfde blijft
  • continuiteit in de geschiedenis is een situatie die (ongeveer) hetzelde blijft.

Slide 16 - Tekstslide

Spotprenten
  • een cartoon of spotprent is een humoristische tekening
  • de spot wordt gedreven met personen of situaties
  • de tekening beeldt de persoon of situatie overdreven uit
  • geeft vaak commentaar of kritiek

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan analyseren spotprent
  1. Lees de vraag goed! Wat is de opdracht precies?
  2. lees de titel, onderschrift, toelichting, tekst in de tekening.
  3. Waar gaat het over?  Wie zie je?

  4. In welke tijd speelt dit zich af?
  5. Welke symbolen/tekens zie je?
  6. Tegenstellingen of overdrijvingen?
  7. Bepaal nu de mening of bedoeling van de maker door gebruik te maken van een element uit de bron.



Slide 18 - Tekstslide

symbolen/tekens
je ziet de vlag met hamer en sikkel: symbool voor het communisme

5
titel/tekst?
"No admittance " = geen toegang
|"by order Joe" = in opdracht van Joe
2
opdracht?
Wat is de boodschap van de maker van de bron?
Hoe weet je dat?
Gebruik een bronelement!
1
onderwerp? Personen?
Onderwerp: Het IJzeren Gordijn en de gevolgen ervan
Personen: De man die onder het gordijn wil kijken is Churchill (Gr. Brit.)_
Verder zie je nog mensen die vluchten vanuit het oosten.
3
Tijd? Jaartal?
Het term IJzeren Gordijn werd vlak na WO II gebruikt door Churchill dus het speelt zich af na 1945.
4
tegenstellingen? Overdrijvingen?
De SU zie je achter het IJzeren Gordijn, je ziet donkere wolken, een stad met stinkende fabrieken en een bewaker op de grens (boven). De SU/oostblokkant wordt negatief neergezet hierdoor. Mensen die vluchten naar het westen is ook negatief voor het oosten.
6
mening/boodschap/bedoeling?
De SU ziet hij als een bedreiging: donkere wolken, vluchtende mensen, bewaker.
Het Westen wil graag weten wat er gebeurt: Churchill probeert stiekem onder het Gordijn door te kijken om erachter te komen wat de Sovjets allemaal aan het doen zijn.
7

Slide 19 - Tekstslide

OPDRACHT
Wat is de mening van de maker van de spotprent OF wat is de boodschap?
=> volg het stappenplan!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- symbolen of handeling?
5- tegenstelling of overdrijving?
6 Mening tekenaar + bronelement

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

1- Wat zie je en/of welke tekst zie je?
2- Wie zie je?
3- Welke tijd of jaartal?
4- Symbolen of handeling?
5- Tegenstelling of overdrijving?
6- Mening tekenaar + bronelement

Slide 36 - Open vraag