Paragraaf 4.2 Een goed idee?

Week 8 (vanaf 20 februari)
Pincode Hoofdstuk 4. Hoe ondernemend ben je?
  1. Een eigen bedrijf?
  2. Een goed idee?
  3. Hoe verkoop is mijn idee?
  4. Wie doet wat?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 8 (vanaf 20 februari)
Pincode Hoofdstuk 4. Hoe ondernemend ben je?
  1. Een eigen bedrijf?
  2. Een goed idee?
  3. Hoe verkoop is mijn idee?
  4. Wie doet wat?

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 8 (winstbelasting)

Bekijk tabel 1. Bedrijven die minder dan € 200.000 winst maken, betalen 20% vennootschaps-belasting (VPB). De inkomstenbelasting (IB) tot € 20.000 is 36,55%.
a. Bij welke ondernemingsvorm(en) betaal je (over de winst) vennootschapsbelasting (VPB)?
  • bij een BV en een NV (de natuurlijk personen eenmanszaak en VoF betalen IB over de winst)
b. Bereken of een bedrijf dat € 25.000 winst maakt fiscaal voordeel heeft bij een natuurlijke of rechtspersoon.
  • bij een rechtspersoon is de vennootschapsbelasting € 25.000 × 0,20 = € 5.000.
  • bij een natuurlijk persoon bereken je eerst het bedrag waarover je belasting moet betalen: winst – zelfstandigenaftrek – startersaftrek = € 25.000 – € 7.280 – € 2.123 = € 15.597. De vrijstelling is 14% = € 25.000 × 14/100 = € 3.500. Je moet aan belasting betalen (€ 15.597 – € 3.500) × 36,55 /100= € 4.421 (afgekapt)



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen H4. Hoe ondernemend ben je?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

Wat beschrijf je in een
ondernemingsplan?

Slide 4 - Woordweb

Ondernemingsplan
Als je een bedrijf wilt beginnen schrijf je een ondernemingsplan.
  • doel
  • verwachtingen
  • inschatten van risico’s



Slide 5 - Tekstslide

Ondernemingsplan
Je krijgt nu een filmpje van de KvK te zien over het belang van een ondernemingsplan.
De kijkvraag is: wat moet er volgens het filmpje allemaal in staan?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ondernemingsplan
De kijkvraag is: wat moet er volgens het filmpje allemaal in staan?
  • wat wil ik doen?
  • waar vestigen?
  • welke rechtsvorm?
  • is er markt?
  • klanten vinden?
  • hoeveel geld?

... en bij de interviews kwam naar voren:
  • communicatie, financiën, doelgroep en product
  • concreet maken en focussen

Slide 8 - Tekstslide

Ondernemingsplan
Een ondernemingsplan bestaat uit de volgende onderdelen (zie je Pincode boek):
  1. bedrijfsidee
  2. financieel plan
  3. organisatie ven het bedrijf
  4. marktonderzoek en marketingplan
  5. persoonlijke gegevens

Slide 9 - Tekstslide

Marktonderzoek
Met een marktonderzoek breng je de markt voor jouw product in kaart. De markt bestaat uit de vragers (klanten) en aanbieders (concurrenten).



Dat kan op 2 manieren:
  1. deskresearch: op zoek naar informatie die er al is (bijv. op internet)
  2. fieldresearch: op zoek naar nieuwe informatie (bijv. interview of enquête)

Slide 10 - Tekstslide

SWOT-analyse
SWOT staat voor:
  • Strengths = Sterktes
  • Weaknesses = Zwaktes
  • Opportunities = Kansen
  • Threats = Bedreigingen

Deze kun je verdelen in een kwadrant van Intern / Extern en Positief / Negatief.

Slide 11 - Tekstslide

Financieel plan
Een financieel plan geeft aan hoeveel geld je nodig hebt en hoe je aan dat geld komt. Op basis van een financieel plan kun je beoordelen of je bedrijfsidee (financieel) haalbaar is. Het bestaat uit 4 onderdelen:
  1. investerings begroting = hoeveel geld heb je nodig voor bedrijfsmiddelen zoals computers en machines?
  2. financierings begroting = hoe ga je de investeringen betalen?
  3. exploitatie begroting = wat zijn de verwachte opbrengsten en kosten?
  4. liquiditeits begroting = wat zijn de verwachte inkomsten en uitgaven?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

1. Een marktonderzoek is een onderdeel van een ondernemingsplan.

2. Een marktonderzoek geeft antwoord op de vraag wie je klanten zijn, maar niet wie je concurrenten zijn.
A
alleen stelling 1 is juist
B
alleen stelling 2 is juist
C
beide stellingen zijn juist
D
beide stellingen zijn onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Je kunt je marktonderzoek doen via deskresearch en fieldresearch.

Bij welke ga je zoek naar informatie die al beschikbaar is?
A
deskresearch
B
fieldresearch
C
beiden
D
geen van beiden

Slide 15 - Quizvraag

Je wilt weten wat klanten voor jouw product zouden willen betalen en houdt een enquête.

Wat voor soort onderzoek is dit?
A
deskresearch
B
fieldresearch
C
beiden
D
geen van beiden

Slide 16 - Quizvraag

Welk onderdeel van de SWOT-analyse is positief extern gericht?
A
sterkte
B
zwakte
C
kans
D
bedreiging

Slide 17 - Quizvraag

Een onderdeel van het ondernemingsplan is het financieel plan.

Voor wie maak je een financieel plan?
A
voor jezelf
B
voor je klanten
C
voor de bank
D
voor de belastingdienst

Slide 18 - Quizvraag

In welk onderdeel van het financieel plan laat je de verwachte opbrengsten en kosten zien?
A
investeringsbegroting
B
financieringsbegroting
C
exploitatiebegroting
D
liquiditeitsbegroting

Slide 19 - Quizvraag

In welk onderdeel van het financieel plan laat je de verwachte inkomsten en uitgaven zien?
A
investeringsbegroting
B
financieringsbegroting
C
exploitatiebegroting
D
liquiditeitsbegroting

Slide 20 - Quizvraag

Leerdoelen H4. Hoe ondernemend ben je?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 21 - Tekstslide

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 4.2 Een goed idee?
opgaven 15, 18, 19, 21, 22, 23, 24, 25 en 26

Slide 22 - Tekstslide