V4 Beïnvloeding evenwichten

Beschouw een evenwichtssysteem in de gasfase gekenmerkt door de reactie:
4 NH3 (g) + 5 O2 (g) ⇌ 4 NO (g) + 6 H2O (g)
Aan de ballon die dit evenwichtsmengsel bevat voegt men nu bij constante temperatuur één mol NO toe.
Wat is de invloed van deze toevoeging?
A
Het evenwicht wordt niet beïnvloed
B
De hoeveelheid O2 stijgt met 1,25 mol
C
De hoeveelheid H2O vermindert
D
Er komt 1,25 mol H2O bij
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Beschouw een evenwichtssysteem in de gasfase gekenmerkt door de reactie:
4 NH3 (g) + 5 O2 (g) ⇌ 4 NO (g) + 6 H2O (g)
Aan de ballon die dit evenwichtsmengsel bevat voegt men nu bij constante temperatuur één mol NO toe.
Wat is de invloed van deze toevoeging?
A
Het evenwicht wordt niet beïnvloed
B
De hoeveelheid O2 stijgt met 1,25 mol
C
De hoeveelheid H2O vermindert
D
Er komt 1,25 mol H2O bij

Slide 1 - Quizvraag

Bij 556 K zijn H2 en I2 betrokken in chemisch evenwicht.
H2 (g) + I2 (g) ⇌ HI (niet kloppend)
Men verdubbelt het volume van het recipiënt waarin zich het evenwichtsmengsel van de 3 stoffen bevindt. Temperatuur is constant op 556K. Wat is juist?
A
HI wordt ontbonden
B
Evenwicht blijft onveranderd
C
HI wordt gevormd
D
Niet te bepalen

Slide 2 - Quizvraag

Bakpoeder (NaHCO3) ontbindt bij verwarmen:
2 NaHCO3 (s) ⇌ Na2CO3 (s) + CO2 (g) + H2O (g)
Het betreft hier een gesloten recipiënt bij een constante temperatuur. Hoe zal het aantal mol CO2 variëren als er waterdamp aan het evenwichtsmengsel wordt toegevoegd bij een constante temperatuur?
A
Het aantal mol daalt
B
Het aantal mol verandert niet
C
Het aantal mol stijgt
D
Dit is niet te bepalen

Slide 3 - Quizvraag

Butanol reageert met azijnzuur tot vorming van butylacetaat.
C4H9OH (g) + CH3COOH (g) ⇌ CH3COO-C4H9 (g) + H2O (g)
Van de zuivere uitgangsproducten worden equimolaire hoeveelheden van 3 mol bij elkaar gevoegd. Als katalysator wordt een te verwaarlozen hoeveelheid zuiver zwavelzuur toegevoegd.
Nadat het evenwicht bereikt is, is het aantal mol azijnzuur gedaald tot 1 mol. Bereken de evenwichtscontante K voor deze veresteringsreactie.
A
K = 0,25
B
K = 0,44
C
K = 2
D
K = 4

Slide 4 - Quizvraag

We beschouwen een chemisch evenwicht tussen 4 stoffen in de gasfase. De reactie gebeurt bij constante temperatuur en in een gesloten vat.
4 NH3 (g) + 5 O2 (g) ⇌ 4 NO (g) + 6 H2O (g)
Men voegt via een spuit 1 mol O2 toe, wat is dan het resultaat van deze toevoeging?
A
De evenwichtsconstante K zal stijgen
B
De toevoeging heeft geen invloed op het chemisch evenwicht
C
De evenwichtsconstante K zal dalen.
D
De hoeveelheid H2O zal vermeerderen.

Slide 5 - Quizvraag

Gegeven een exotherme reactie:
O2 (g) + 2 SO2 (g) ⇌ 2 SO3 (g)
Hoe wordt dit beïnvloed door een katalysator?
A
Reactie wordt endotherm
B
Evenwicht wordt sneller bereikt
C
Evenwicht verschuift naar links
D
Evenwicht verschuift naar rechts

Slide 6 - Quizvraag

De gassen distikstoftetroxide en stikstofdioxide worden in elkaar omgezet in de volgende evenwichtsreactie.
N2O4 (g) ⇌ 2 NO2 (g)
De twee gassen bevinden zich in een meetspuit.
Wat gebeurt er met het evenwicht als men het volume in de spuit laat toenemen?
A
Het evenwicht blijft ongewijzigd
B
De reactie verschuift naar links
C
De reactie verschuift naar rechts
D
De concentraties van beide stoffen nemen toe

Slide 7 - Quizvraag

In de volgende grafiek worden de
concentraties van twee stoffen A en B
gegeven als functie van de tijd.
Welke reactievergelijking past het
meest bij deze grafiek?
A
B ⇌ A
B
A ⇌ 2B
C
2B ⇌ A
D
B ⇌ 2A

Slide 8 - Quizvraag

Gegeven is de reactie 2A + 1B ⇌ 1C
Dit zijn gassen en bevinden zich in een gesloten recipiënt. Het volume wordt verdubbeld aan constante temperatuur.

Wat gebeurt er met het evenwicht?
A
Evenwichtsconstante verandert
B
Aantal mol C stijgt
C
Concentratie C stijgt
D
Aantal mol B stijgt

Slide 9 - Quizvraag

Gegeven de reactie aA + bB ⇌ cD + dD, waarbij
ΔE = –x kJ

Wat gebeurt er na toevoeging van een katalysator?
A
De reactie zal sneller het evenwicht bereiken
B
De reactiewarmte wordt verhoogd
C
De opbrengst van A en B wordt verhoogd
D
De opbrengt van C en D wordt verhoogd

Slide 10 - Quizvraag

Een mengsel van drie gassen bevindt zich in evenwicht in een cilindervormig vat voorzien van een zuiger.
Gegeven is de volgende reactievergelijking met evenwichtsconstante K.
2 NO (g) + Cl2 (g) ⇌ 2 NOCl (g)

Wat gebeurt er met het evenwicht wanneer het volume verdubbeld wordt?
A
K stijgt en de reactie verschuift naar rechts
B
K daalt en de reactie verschuift naar links
C
K blijft gelijk & reactie verschuift naar links
D
K blijft gelijk & reactie verschuift naar rechts

Slide 11 - Quizvraag

Hemoglobine (Hb) bindt zuurstof en voorziet zo alle organen van zuurstof.
Gegeven de volgende evenwichtsvergelijking: Hb + O2 ⇌ Hb(O2)

Verder is gegeven:
- op zeeniveau is de atmosferisch druk 1013 kPa
- op de Mount Everest bedraagt deze 330 kPa
Op de Mount Everest klopt volgende stelling:
A
Zuurstof transport naar de organen wordt bemoeilijkt & het evenwicht is naar rechts verschoven
B
Zuurstoftransport naar de organen wordt makkelijker & het evenwicht is naar rechts verschoven
C
Zuurstoftransport naar de organen wordt moeilijker & het evenwicht is naar links verschoven
D
Zuurstoftranpsort naar de organen wordt makkelijker & het evenwicht is naar links verschoven

Slide 12 - Quizvraag

Gegeven: A + B ⇌ C

De volgende reactie is in evenwicht als:
A
Als zowel de heen- als terugreactiesnelheid gelijk is aan nul
B
Als de heen- en terugreactiesnelheid gelijk zijn
C
Als de heenreactie sneller is
D
Als de terugreactie sneller is

Slide 13 - Quizvraag

Ethaan (C2H6) is een gas dat snel reageert met zuurstofgas tot koolstofdioxide en water.
C2H6 (g) + O2 (g) ⇌ CO2 (g) + H2O (g)
Wat kan je zeggen over de snelheid waarmee de stoffen verdwijnen of ontstaan in deze reactie?
A
Ethaan verdwijnt even snel als de snelheid waarbij zuurstofgas ontstaat
B
Ethaan verdwijnt met ⅐ van de snelheid waarbij zuurstofgas ontstaat
C
Ethaan verdwijnt met ⅓ van de snelheid waarbij waterdamp ontstaat
D
Ethaan verdwijnt met ¼ van de snelheid waarbij koolstofdioxide ontstaat

Slide 14 - Quizvraag

Gegeven is de volgende evenwichtsreactie tussen 4 stoffen met evenwichtsconstante K.
2A + B + C ⇌ D
Bij welke verandering zal de evenwichtsconstante K veranderen?
A
Toevoegen van een katalysator
B
Verhogen van de druk door toevoegen van een inert gas
C
Verhogen van de temperatuur
D
Veranderen van de concentratie van één van de reagentia

Slide 15 - Quizvraag

In de volgende eliminatiereactie met ethanol ontstaat etheen.
Er ontstaat slechts een fractie van het theoretisch berekende etheen.
C2H5OH ⇌ H2O + C2H4
Bij deze reactie wordt een zuur gebruikt als katalysator.

Hoe kan men het rendement voor deze reactie verhogen?
A
De concentratie zuur verhogen
B
De overmaat ethanol onttrekken
C
Het alkeen onttrekken
D
De concentratie zuur verlagen

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke reactie verschuift het evenwicht naar rechts, zowel bij afkoelen als bij samendrukken van het evenwichtsmengsel onder dezelfde temperatuur?
A
N2O4 (g) + warmte ⇌ 2 NO2 (g)
B
PCl5 (g) + warmte ⇌ PCl3 (g) + Cl2 (g)
C
2 SO2 (g) + O2 (g) ⇌ 2 SO3 (g) + warmte
D
CO (g) + H2O (g) ⇌ CO2(g) + H2(g) + warmte

Slide 17 - Quizvraag

Gegeven is een evenwicht in de gasfase in een gesloten reactievat waarvan de naar rechts verlopende reactie endotherm is:
C (s) + H2O (g) ⇌ H2 (g) + CO (g)
Door welke van volgende wijzigingen aangebracht bij het evenwichtsmengsel, zal de hoeveelheid CO in dit mengsel toenemen?
A
Het vergroten van het volume bij constante temperatuur
B
Het toevoegen van H2 (g) bij constant volume en constante temperatuur
C
Het afkoelen van het reactievat bij constant volume
D
Het toevoegen van C (s) bij constant volume en constante temperatuur.

Slide 18 - Quizvraag

Gegeven is de evenwichtsreactie: 2 SO2 (g) + O2 (g) ⇌ 2 SO3(g). Over deze reactie in een gesloten systeem worden twee beweringen gedaan:
I

II Door toevoeging van O2 (g) aan het systeem bij constante temperatuur en constant volume daalt de waarde van K.
Welke van deze beweringen is/zijn juist?
K=(SO3)2(SO2)2(O2)
A
Geen van beide
B
Alleen I
C
Alleen II
D
I en II

Slide 19 - Quizvraag

Gegeven is de reactie PCl3 (g) + Cl2 (g) ⇌ PCl5 (g)
ΔE = -x kJ
Welke wijziging zal het aantal mol fosforpentachloride bij evenwicht doen toenemen?
A
Kryptongas aan het reactievat toevoegen zonder dat het volume van het reactievat hierdoor gewijzigd wordt.
B
Een gedeelte van de evenwichtshoeveelheid chloorgas verwijderen uit het reactievat.
C
Het reactievat afkoelen zonder dat het volume van het reactievat hierdoor gewijzigd wordt.
D
Het volume van het reactievat driemaal groter maken waarbij de temperatuur van het reactiemengsel constant blijft.

Slide 20 - Quizvraag

Stikstofdioxide wordt omgezet in distikstoftetraoxide volgens de evenwichtsreactie
2 NO2 (g) ⇌ N2O4 (g)
In een evenwichtsmengsel wordt op tijdstip t0 het volume van het reactievat op de helft gebracht terwijl de temperatuur constant wordt gehouden.

Welke grafiek geeft het concentratieverloop juist weer?
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag

Gassen A en B reageren met elkaar volgens de reactie
A (g) +B (g) ⇌ 2 C (g) ΔE = +x kJ
Tussen t0 en t1 wordt bij constant volume van het reactievat de temperatuur van het reactiemengsel verhoogd.

Welke grafiek geeft de verandering van de concentraties van A en C correct weer?
A
B
C
D

Slide 22 - Quizvraag

Een leeg reactievat met een constant volume van 1,0 L wordt gevuld met 1,0 mol SO3 (g) en hierna afgesloten. Bij een bepaalde temperatuur T stelt zich in de gasfase volgend evenwicht in: 2 SO3 (g) ⇌ 2 SO2 (g) + O2 (g)
Bij dat evenwicht bedraagt de hoeveelheid zuurstofgas een vierde van de oorspronkelijke hoeveelheid zwaveltrioxide.
Wat is de waarde van de evenwichtscontante K voor dit evenwicht bij temperatuur T?
A
K = 0,40
B
K = 4
C
K = 0,25
D
K = 2,5

Slide 23 - Quizvraag