H2.8 meervoud op -en, -ën en -n

Meervoud op -iën, -ieën en -eën
Spelling paragraaf 2.8
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Meervoud op -iën, -ieën en -eën
Spelling paragraaf 2.8

Slide 1 - Tekstslide

Geef drie voorbeelden
van een
zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Woordweb

Meervoud van een zn
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en
  • bord --> borden
  • hond --> honden
  • stoel --> stoelen

Bij deze woorden hoef je alleen maar -en erachter te plakken.

Slide 3 - Tekstslide

Veranderen
Soms verandert er meer. Kijk maar:
  • huis --> huizen
  • doos --> dozen
  • zeef --> zeven
  • duif --> duiven
De s of f verandert in een z of v

Slide 4 - Tekstslide

Meer of minder
Soms moet je ook letters verdubbelen of verminderen:
  • jas --> jassen
  • potlood --> potloden

Slide 5 - Tekstslide

Maar dat wist je al.....

Slide 6 - Tekstslide

Doel
Maar wat ga je leren? 

In deze les leer je hoe je zelfstandige naamwoorden in het meervoud schrijft die eindigen op -ie of -ee.

Slide 7 - Tekstslide

Regel 1 -eën
1) Als het enkelvoud van het zelfstandig naamwoord op -ee eindigt, dan schrijf je in het meervoud ALTIJD -ËN!
  • zee --> zeeën
  • fee --> feeën
  • ree --> reeën
  • orchidee --> orchideeën

Slide 8 - Tekstslide

Regel 2 -iën
Maak het woord langer en luister waar de klemtoon op valt. Valt de klemtoon NIET op de -ie dan schrijf je in het meervoud --iën

  • bacterie --> bacteriën
  • kolonie --> koloniën  

Slide 9 - Tekstslide

Regel 3 -ieën
Maak het woord langer en luister waar de klemtoon op valt. Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt dan schrijf je in het meervoud -ieën

  • therapie – therapieën
  • calorie – calorieën

Slide 10 - Tekstslide

Samengevat
Valt de klemtoon op de -ie
-ieën
Eindigt het enkelvoud op -ee
-eën
Valt de klemtoon NIET op de -ie 
-iën

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
H2.8 Spelling
bk:  135 en 136
opdrachten 7, 8, 9 en 10



Klaar?
 lezen en maken: blz 150 t/m 158
opdrachten 9 en 14 hoeven niet

Slide 12 - Tekstslide