S: ‘Het gebruik van schooluniformen leidt tot minder pesten.’
Ex: A. Waarom klopt het?
‘Een aanleiding voor pesten is vaak dat iemand er anders uitziet. Met een schooluniform ziet iedereen er hetzelfde uit en valt die reden weg.’
B. Waarom is het belangrijk?
‘Dit is belangrijk, want pesten heeft grote en nare gevolgen.’
I: ‘Pesten kan tot depressies leiden, genoemd in het nieuws'.