Afsluiting betrekkelijk voornaamwoord

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Salvete omnes!

Vragen

• a Wat is een verschil tussen het zelfstandig vragend voornaamwoord en het bijvoeglijk vragend voornaamwoord? 
• b Wat is een verschil tussen het bijvoeglijk vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord? 
• c Wat is een overeenkomst tussen het zelfstandig vragend voornaamwoord en het bijvoeglijk vragend voornaamwoord? 
• d Wat is een overeenkomst tussen het bijvoeglijk vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord? 

Vragen:

Vragen

• a Wat is een verschil tussen het zelfstandig vragend voornaamwoord en het bijvoeglijk vragend voornaamwoord? 
• bijv. vr. vnw. congrueert met een ander woord, zelfstandig niet: staat op zichzelf.
• b Wat is een verschil tussen het bijvoeglijk vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord? 
  
• bijv. vr. vnw. leidt een vraag in, betrek. vnw. een bijzin, betrek. vnw. congrueert alleen in getal + geslacht, bijv. vr. vnw in getal, geslacht EN naamval
  
• c Wat is een overeenkomst tussen het zelfstandig vragend voornaamwoord en het bijvoeglijk vragend voornaamwoord? 
  
• leiden beide een vraag in
  
• d Wat is een overeenkomst tussen het bijvoeglijk vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord? 
  
• gebruiken hetzelfde rijtje

Antwoorden:

Verbeter de fout!

Nonne amor eam mutam fecerat? De liefde heeft haar zeker sprakeloos/stom gemaakt?

1. heeft ... gemaakt = had gemaakt
2. heeft gemaakt = maakte
3. stom hoort bij liefde: de stomme liefde
4. liefde is geen onderwerp, maar zij

verba, quae homines alii dixerant.
woorden herhalen, waarvan andere mensen iets hadden gezegd.

1. hadden gezegd = hebben gezegd
2. waarvan = over wie
3. alli = anderen, niet iets
4. waarvan = die, iets moet weg

arborum, inter quas se condiderat.
takken van bomen, die zich hadden verstopt. (2x)

1. die = waartussen, tussen welke
2. zich = zij (Echo)zich
3. hadden verstopt = hebben verstopt
4. hele zin is: waardoor zij WERD verstopt

Nonne accedere ad eum cupivit?
Ze wilde toch zeker niet naar hem gaan?

1. Ze = hij
2. toch zeker niet = toch zeker wel
3. wilde = had gewild
4. wilde = wil

Per breve tempus dubitabat.
Kort twijfelde ze gedurende tijd.

1. kort ... tijd = korte tijd
2. twijfelde = heeft getwijfeld
3. kort moet achteraan de zin
4. gedurende = in

Veni!

Narcissus: Kom!

Echo: Kom! / Ik ben gekomen!

Regels 29-39

Delia  Fabula optima! Amor omnia vincit et … 29

Afer  Minime! Narcissus eam depulsavit. ‘Nemini 30

 licet me tangere,’ inquit, ‘nedum tibi!’ Dei autem 31

 eum poena gravi puniverunt ob superbiam, 32

 qua spreverat omnes. Narcissus in aqua fontis 33

 imaginem suam conspexit. Statim iuvenem, 34

 cuius imaginem vidit, amavit, sed eum 35

 tangere non poterat. Tristis ad fontem sedebat. 36

 Dolore tabescebat, donec dei misericordiam 37

 ostenderunt Narcisso, quem mutaverunt in 38

 florem. 39

Voorproefje op de A.c.I.

na woorden als: zien, horen, voelen, menen, denken, bevelen,..

• Servus dicit: pikachus ibi ambulat!
  
• Servus dicit pikachum ibi ambulare
  
• Servus dicit: in piscina sto
  
• Servus dicit se in piscina stare 
  

Wat vinden jullie van Latijn?

1. makkelijk
2. moeilijk
3. makkelijk, maar moet er wel veel tijd in steken
4. moeilijk, ook al heb ik er veel tijd in gestoken