Tekstdoelen

Tekstdoel
1. Informeren

2. Mening vormen


3. Overtuigen
Uitleg
1. De lezer krijgt informatie over het onderwerp.
2. De lezer wordt aan het denken gezet. 
3. De schrijver geeft zijn mening en wil de lezer hiervan overtuigen.


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekstdoel
1. Informeren

2. Mening vormen


3. Overtuigen
Uitleg
1. De lezer krijgt informatie over het onderwerp.
2. De lezer wordt aan het denken gezet. 
3. De schrijver geeft zijn mening en wil de lezer hiervan overtuigen.


Slide 1 - Tekstslide

Tekstdoel
4. Activeren/overhalen


5. Amuseren


6. Instrueren
Uitleg
4. De schrijver wil dat de lezer iets gaat doen/iets gaat kopen.

5. De schrijver wil de lezer vermaken, ervoor zorgen dat hij plezier heeft.
6. De schrijven laat zien hoe iets moet

Slide 2 - Tekstslide

OPDRACHT
Geef bij elke stelling aan bij welk tekstdoel het hoort.
 

Slide 3 - Tekstslide

Stelling 1: Abonneer je op de krant en ontvang een gratis iPad.
A
Amuseren
B
Activeren
C
Mening vormen
D
Overtuigen

Slide 4 - Quizvraag

Stelling 2:
ik ben niet in de wolken
ik zit erbovenop
en de grijze op mijn gezicht
verraadt het feestje in mijn kop.
A
Amuseren
B
Informeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 5 - Quizvraag

Stelling 3: 'Roxy Dekker is mijn favoriete artiest, je moet haar liedjes echt luisteren!'
A
Amuseren
B
Activeren
C
Mening vormen
D
Overtuigen

Slide 6 - Quizvraag

Stelling 4: Pak eerst de bezem, veeg dan de winkel en gooi ten slotte alle rommel in de kliko.
A
Amuseren
B
Informeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 7 - Quizvraag

Stelling 5: Je kunt beter gaan voetballen, want er zijn veel meer rijke en goede voetballers dan wielrenners.
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Mening vormen
D
Informeren

Slide 8 - Quizvraag

Stelling 6: Wees geen domme gans, steun de Dierenambulance.
A
Amuseren
B
Activeren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 9 - Quizvraag

Stelling 7: Nederland behaalde op de Olympische Winterspelen in 2018 twintig medailles.
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Mening vormen
D
Informeren

Slide 10 - Quizvraag

En nu de andere kant op
Geef nu zelf een voorbeeld bij een tekstdoel.

Zoals:
Een tekst die aangeeft op welke partij je moet stemmen.
Voorbeeld: Verkiezingsposter

Slide 11 - Tekstslide

Tekstdoel
1. Informeren
2. Mening vormen
3. Overtuigen
4.Activeren
5. Amuseren
6. Instrueren
Voorbeeld Tekstsoort
1. nieuwsbericht
2. discussie
3. forum op het internet
4. reclame
5. strip
6. kookboek



Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van:
een instructieve tekst

Slide 13 - Open vraag

Geef een voorbeeld van:
Een informerende tekst.

Slide 14 - Open vraag

Geef een voorbeeld van:
Een overtuigende tekst

Slide 15 - Open vraag

Geef een voorbeeld van:
Een amuserende tekst

Slide 16 - Open vraag

Geef een voorbeeld van:
Een activerende tekst

Slide 17 - Open vraag