M4 Test deeltoets 1

DEELTOETS 1

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

DEELTOETS 1

Slide 1 - Tekstslide

De indeling van een tekst

De functie van de inleiding en het slot

Slide 2 - Tekstslide

Noem vier manieren waarop je een tekst kunt inleiden.

Slide 3 - Open vraag

Noem vier manieren waarop je een tekst kunt afsluiten.

Slide 4 - Open vraag

Lees de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 6 - Quizvraag

Aan welke twee tekstkenmerken herken je het slot?
A
Een conclusie en een advies.
B
Een conclusie en een toekomstverwachting.
C
Een advies en een toekomstverwachting.
D
Een toekomstverwachting en een korte samenvatting.

Slide 7 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 8 - Tekstslide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 9 - Quizvraag

Aan welke twee tekstkenmerken herken je de inleiding?
A
Een mening en een anekdote.
B
Een anekdote en een belangrijke vraag.
C
Een belangrijke vraag en introductie van een deskundige.
D
Introductie van een deskundige en een voorbeeld.

Slide 10 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 11 - Tekstslide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 12 - Quizvraag

Aan welke twee tekstkenmerken herken je het slot?
A
Een vraag en een korte samenvatting.
B
Een vraag en de hoofdgedachte.
C
Een mening en een voorbeeld.
D
Een voorbeeld en een vraag.

Slide 13 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 15 - Quizvraag

Aan welke twee tekstkenmerken herken je het slot?
A
Antwoord op een vraag en conclusie.
B
Een conclusie en een toekomstverwachting.
C
Een advies en een toekomstverwachting.
D
Antwoord op een vraag en een korte samenvatting.

Slide 16 - Quizvraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 18 - Open vraag

Wat voor informatie vind je in de alinea's na de inleiding?
A
een antwoord op de vraag in de inleiding
B
een argument bij het standpunt in de inleiding
C
een oplossing voor het genoemde probleem in de inleiding
D
een voor- en een nadeel van het verschijnsel in de inleiding

Slide 19 - Quizvraag

Onbekende woorden


De betekenis afleiden uit de tekst

Slide 20 - Tekstslide

Wat betekent 'illusies' in:
Goochelaars werken met optische illusies de manier waarop jouw hersenen 'kijken' voor de gek te houden.
A
verschijnsels
B
droombeelden
C
emotioneel
D
verlichting

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent 'schuchter' in:
Mijn kleine zusje is heel schuchter tegenover mijn vrienden.
A
emotioneel
B
verlegen
C
verbaast
D
bijdehand

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent 'is wars van' in:
Onze docent economie is wars van aanstellerij.
A
emotieloos
B
zakelijk
C
is een aansteller
D
wil er niets van weten

Slide 23 - Quizvraag

Noem drie manieren waarop je de betekenis van een onbekend woord uit de tekst kunt afleiden.

Slide 24 - Open vraag

Lees de tekst.

Slide 25 - Tekstslide

Welk woord uit de tekst hoort bij het woord
artiest?

Slide 26 - Open vraag

Welk woord uit de tekst hoort bij het woord
vraaggesprek?

Slide 27 - Open vraag

Welk woord uit de tekst hoort bij
de wil om iets te bereiken?

Slide 28 - Open vraag

Welk woord uit de tekst hoort bij
in evenwicht blijven?

Slide 29 - Open vraag

Welk woord uit de tekst hoort bij het woord
gevaar?

Slide 30 - Open vraag

Welk woord uit de tekst hoort bij het woord
gevaarlijk?

Slide 31 - Open vraag

Welk woord uit de tekst hoort bij
niet gespannen?

Slide 32 - Open vraag

Maak de uitdrukking af:
Iets op je ____ kennen.
A
vingers
B
duimpje
C
ellebogen
D
hoofd

Slide 33 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:
Een ____ voor de dorst hebben.
A
centje
B
peertje
C
appeltje
D
euro

Slide 34 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:
Op je ___ getrapt zijn.
A
voetjes
B
teentjes
C
beentjes
D
achterhoofd

Slide 35 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:
Je ___ in iets bijten.
A
mond
B
kiezen
C
gebit
D
tanden

Slide 36 - Quizvraag

Wat betekent de uitdrukking:
Het achter je ellebogen hebben.

Slide 37 - Open vraag

Wat betekent de uitdrukking:
Je beste beentje voorzetten.

Slide 38 - Open vraag

Wat betekent de uitdrukking:
Je mond voorbij praten.

Slide 39 - Open vraag

Hoe denk je dat je deze test hebt gemaakt? Is het voldoende? Leg uit.

Slide 40 - Open vraag

Wat heb jij nog nodig of moet je nog doen om deeltoets 1 goed te maken?

Slide 41 - Open vraag

EINDE

Slide 42 - Tekstslide