Argumenteren Argumentatiestructuren en Argumentatieschema's

Tekstbegrip
1 / 83
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 83 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Tekstbegrip

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom 
Vandaag

Opfrissen kennis die je nodig hebt voor een beter tekstbegrip

          ...en een hoger cijfer voor de leestoets :-)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt of argument?
  • Je wilt een ander overtuigen met jouw standpunt.
  • Je moet stoppen met roken.

  • Argumenten ondersteunen of bewijzen jouw standpunt.
  • Want het is slecht voor je.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt of argument?
Omdat oude auto's heel vervuilend zijn, mogen ze niet meer in het centrum komen.

Omdat oude auto's heel vervuilend zijn is een ...
A
standpunt
B
argument

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

[Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school.] Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn.

De zin tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
Argument
Praat niet met me
Ik wil me concentreren
Je moet me brengen vandaag
Het waait te hard om te fietsen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenargument
- Argument tegen jouw standpunt;
- Argument van de 'tegenovergestelde' partij;
- Oneens <> eens of Eens <>oneens.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt, argument en tegenargument

Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,


want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.


Maar meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
standpunt
argument
tegenargument

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging
- Een aanval/ontkrachting op een argumentatie;
- Tegenargument + weerlegging is dus eigenlijk zeggen/bewijzen/laten zien dat het argument van een ander niet goed is.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de Nederlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Maar meer aandacht voor de Nederlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk of waarderend
  • Worden er controleerbare feiten gebruikt? -> feitelijk.
  • 86% van iedereen met longkanker krijgt dit door roken.

  • Is het niet controleerbaar? -> waarderend.
  • Het stinkt.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf oefenen 
Lees de theorie in de gele blokken op blz. 62-63 na
Maak op blz. 63 opdracht opdracht 2.1 t/m 2.4
En maak op blz. 64 opdracht 3.1 t/m 3.10
Hw voor de volgende les

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Tussenkopjes plaatsen.
Hoe pak je dat aan?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bepaal je deelonderwerpen?
1. Bepaal eerst waar het middenstuk begint.
2. Lees de eerste en laatste zin van een alinea (globaal lezen).
3. Bedenk een deelonderwerp/tussenkopje. 
4. Lees de eerste en laatste zin van de volgende alinea en bepaal dan of dit over hetzelfde deelonderwerp gaat OF een nieuw deelonderwerp is.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst hiernaast. Wat denk je op basis van deze inleiding dat het tekstdoel is van dit artikel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Opiniëren
D
Amuseren

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk of waarderend?
De meeste schoolliefdes lopen op niets uit.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 argumentatiestructuren
Een redenering bestaat uit een standpunt en argumenten.

Je kunt dit schematisch weergeven in een blokjesschema.  Dat noem je een argumentatiestructuur.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk en waarderend argument

Feitelijk argument:  controleerbaar (waar of niet waar) 
- objectief

Waarderend argument: niet controleerbaar (mening, oordelend) - subjectief




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taylor Swift is de beste artiest. Ze heeft de meeste nummer 1-noteringen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk/waarderend argument

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Taylor Swift is de beste artiest. Haar liedjes zijn het mooist.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren lukte het je ook al niet: stop er nou maar mee!
Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit. 
Argument + standpunt 
Standpunt + argument 

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een uitspraak of bewering over een bepaald onderwerp
Die onderbouwen het standpunt. Het is het antwoord op de vraag: waarom heb ik deze mening?
Het standpunt en de argumenten waarmee je het standpunt ondersteunt of ontkracht.
Argumenten tegen het standpunt, het ontkracht je standpunt.
Een tegenargument ontkrachten. Zo maai je het gras voor de voeten van de tegenstanders weg.
Standpunt/stelling
Argumenteren
Argumentatie
Tegenargument
Weerlegging

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur
Argumentatieschema = 
de manier waarop in een tekst of tekstdeel
argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen
geeft de aard van het verband tussen een
standpunt en een argument
enkelvoudig
onderschikkend
nevenschikkend

o.b.v. oorzaak en gevolg
o.b.v. kenmerk of eigenschap
o.b.v. voor- en nadelen
o.b.v. voorbeelden
o.b.v. vergelijking
o.b.v. autoriteit

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

enkelvoudige argumentatie
meervoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie
Argumentatie op basis van voor-/nadelen
Argumentatie op basis van autoriteit
Argumentatie op basis van kenmerk

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een drogreden?
A
een subjectief argumentatie
B
het belangrijkste argument in een betoog
C
een objectief argument
D
een fout argument

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden
Onjuist gebruik van een argumentatieschema of een overtreding van een discussieregel.

Soms expres! Dan is het een retorische truc!!


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overtreding discussieregels

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ARGUMENTATIESCHEMA 
DROGREDEN

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Cirkelredenering
Van een cirkelredenering is sprake wanneer een discussiant een
standpunt onderbouwt door het in andere woorden weer te geven. Als
de discussiant geen andere argumenten geeft, is het tegelijkertijd het
ontduiken van de bewijslast.

Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overhaaste generalisatie
Het argumentatieschema op basis van voorbeelden wordt onjuist
gebruikt als op basis van te weinig en/of niet-representatieve
voorbeelden een standpunt wordt beargumenteerd.

Ook wel de "wet van de kleine aantallen". Je trekt te snel een conclusie. 

'Mijn opa kan echt niets met een mobieltje. Alle bejaarden zijn digibeet.'

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespelen van het publiek
Van het bespelen van publiek is sprake wanneer een discussiant een
beroep doet op de emoties van het publiek om het te winnen voor een
standpunt. 

"Elk normaal persoon weet toch dat..."

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertekenen standpunt
Van het vertekenen van een standpunt is sprake wanneer een
discussiant het standpunt of een argument van een tegenstander onjuist weergeeft of deze een standpunt of argument in de mond legt dat niet is ingenomen

"Dat heb je misschien niet zo slim aangepakt."
"Dus jij zegt dat ik dom ben?"

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Van een persoonlijke aanval is sprake wanneer een discussiant niet ingaat op de argumentatie van zijn tegenstander, maar hem
beschuldigt van onkunde, onbetrouwbaarheid of slechte persoonlijke eigenschappen. De discussiant neemt zijn tegenstander daarmee niet serieus als gesprekspartner

'Wat weet jij nou van gezondheid? Je weegt 130 kilo!'

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vals dilemma 
Het argumentatieschema op basis van voor- en nadelen wordt onjuist gebruikt als wordt gesuggereerd of aangenomen dat we moeten kiezen uit twee mogelijkheden met beide even grote nadelige gevolgen, terwijl er nog andere mogelijkheden zijn.

Of je laat je vaccineren of je wordt doodziek


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van welke drogreden is er in het volgende filmpje sprake?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van welke drogreden is er in het volgende filmpje sprake?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke drogreden? 

Slide 44 - Tekstslide

bespelen van het publiek: het gaat om effect (grappen, populisme, zielig doen, bespotten)
Bespelen van het publiek

Slide 45 - Tekstslide

bespelen van het publiek: het gaat om effect (grappen, populisme, zielig doen, bespotten)
Van welke drogreden is dit een voorbeeld?

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkelredenering
Het standpunt wordt ondersteund door het herhalen van het argument.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig 
Onderschikkend
Afhankelijk 
nevenschikkend
Onafhankelijk 
nevenschikkend
1 argument 
Een argument ondersteunt een ander argument
Argumenten staan los van elkaar
De argumenten hebben elkaar nodig 

Slide 48 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra herhaling argumentatieschema's
Oefen dan de serie die hierna komt!

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zes argumentatieschema's
Autoriteit
Vergelijking
Voorbeeld
Kenmerk of eigenschap
Oorzaak-gevolg
Voordelen- nadelen

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je mag niet door rood rijden, want dat staat in de wet.
A
Autoriteit
B
Vergelijking
C
Voor-nadelen
D
Oorzaak-gevolg

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland moet meer investeren in duurzaamheid, want Duitsland doet dat ook.
A
Autoriteit
B
Vergelijking
C
Voor-nadelen
D
Kenmerk of eigenschap

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat is een goede zanger, want hij zingt altijd zuiver.
Hij heeft een onvoldoende gehaald, want hij heeft niet geleerd
Oorzaak-gevolg
Kenmerk of eigenschap

Slide 53 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voordelen-nadelen
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld

Slide 57 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie op basis van autoriteit.
Argumentatie op basis van oorzaak-gevolg.
Sporten is niet alleen goed voor je lichaam, maar ook voor de geest. Dat wisten de oude Grieken al.
Sporten geeft een geluksgevoel, omdat tijdens het sporten dopamine wordt aangemaakt.

Slide 58 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie op basis van vergelijking.
Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
Ik denk niet dat de prijzen van concertkaartjes veel zullen stijgen, want de prijzen voor theater- en bioscoopkaartjes zijn ook gelijk gebleven.
Subsidiëring van het theater is nodig om kaartjes betaalbaar te houden. Zo kan iedereen kennis maken met cultuur.

Slide 59 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn..
Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerken
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 60 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het argumentatieschema in de uitspraak 'Als je elke dag vlees eet, dan ben je niet bezig met de milieuproblematiek' is:
A
Kenmerk of eigenschap
B
Oorzaak en gevolg
C
Vergelijking
D
Voorbeeld

Slide 61 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mobiele telefoons moeten tijdens de les uit staan. In het theater en in de bioscoop moet dat namelijk ook.


Van welk argumentatieschema is hier sprake?
A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld

Slide 62 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Sporten is goed, want daarmee verbeter je je conditie.'
Argumentatieschema:
A
oorzaak-gevolg
B
kenmerk of eigenschap
C
Voordelen
D
autoriteit

Slide 63 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het Broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 64 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.
De meeste leerlingen van mijn klas willen nu eenmaal bowlen, dus ik ga me daar niet tegen verzetten. Het is bovendien goedkoper dan paintballen en karten en we kunnen bij de bowlingbaan vrij goedkoop eten.



Noteer de argumentatie in een blokjesschema. Geef bij elke argumentatie aan of deze
enkelvoudig, nevenschikkend, onderschikkend is of een combinatie van die laatste twee.


Stappenplan
1. Noteer het standpunt (altijd bovenaan!)
2. Zet de argumenten op een rijtje (van boven naar onder gebruik je het woordje 'want', van onder naar boven kun je 'dus' gebruiken)
3. Plaats dit alles in een blokjesschema
4. Bekijk of het enkelvoudig, (on)afhankelijk nevenschikkend, onderschikkend of een combi is

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog meer oefenen?
Hierna opdrachten met argumentatiestructuren!

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt (afhankelijk en onafhankelijk)
Onder- en nevenschikkende argumentatie/ nevenschikkende (on)afhankelijke ketenargumentatie= combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie


Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende argumentatie (ook 'ketenargumentatie') 
Je geeft niet alleen het argument, maar vertelt ook nog waarom dat argument klopt: een argument voor een argument (Je noemt dit een subargument of een onderbouwing). 
Dit schema wordt vaak verwerkt in een alinea of een zin. 

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie: argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te ondersteunen. De argumenten werken alleen in combinatie met elkaar; los van elkaar ondersteunen ze het standpunt niet.

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je moet minder patat en frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week
Je komt niet uit met je zakgeld.

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op school kunnen maken.
Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.
Leerlingen leren dan goed samen te werken.
Leerlingen worden op school niet zo snel afgeleid als thuis
Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen
Leerlingen mogen bij de huiswerkbegeleiding niet bellen, appen, twitteren etc.

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 76 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Standpunt: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Schrijf de argumentatiestructuur op:

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet in een argumentatiestructuur
Standpunt: Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

a. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
b. Jongens en meisjes moeten op verschillende manieren de lesstof gepresenteerd krijgen.
c. Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
d. Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
e. Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
f. Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
g. Meisjes willen meer leren dan jongens.
h. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
i. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
Jongens en meisjes leiden elkaar af.
Jongens en meisjes moeten op een verschillende manier de lesstof gepresenteerd krijgen.
Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
Jongens willen meer doen dan meisjes.
Meisjes willen meer leren dan jongens.
Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.
Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
3:00

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

F= Meisjes halen hogere cijfers op proefwerken dan jongens
E- Jongens zijn met een 6 al tevreden, meisjes niet
C= Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes
A. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
B. Jongens en meisjes moeten lesstof op een verschillende manier gepresenteerd krijgen

G. Meisjes willen meer leren dan jongens
D. Jongens willen meer doen dan meisjes

i. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.
h. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies