Spieren

Programma
herhaling
Spieren
Check

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
herhaling
Spieren
Check

Slide 1 - Tekstslide

Tekenopdracht: teken een..
  • bewegingszenuwcel
  • met een cellichaam
  • met een axon en dendriet
  • synaps
  • myelineschede
  • sprongsgewijze impulsgeleiding
  • neurotransmitters
  • die binden aan de receptor op een spier

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijk de tekening met je buur
Wat is goed getekend?
Welke aanwijzingen kun je elkaar geven?

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkcheck
57-61


Slide 4 - Tekstslide

3 soorten spierweefsel

Slide 5 - Tekstslide

Bouw spier
  • Spierschede: bindweefsel om spier heen
  • Pees: verbind spier met bot bij aanhechtingsplaats
  • Spier bestaat uit spierbundels, die uit spiervezels bestaan

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Rangschik van klein naar groot....
A
spiervezel - spierfibril - spierbundel - spier
B
spierfibril - spiervezel - spierbundel - spier
C
spierfibril - spierbundel - spiervezel - spier
D
spierbundel- spiervezel - spierfibril - spier

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet nummer 4?
A
Spiercel
B
Spiervezel
C
actine
D
myosine

Slide 11 - Quizvraag

Tijdens samentrekking van een spiervezel bewegen actine- en myosinefilamenten langs elkaar. Daardoor verandert de positie van de H-band, A-band en I-band (zie afbeelding) in een sarcomeer. Welke veranderingen treden tijdens samentrekking van de spiervezel op in de lengte van deze drie banden?
A
H, A en I worden alle drie smaller
B
H en A worden smaller, I blijft gelijk
C
H wordt smaller, A blijft gelijk en I wordt smaller
D
H blijft gelijk, A en I worden smaller

Slide 12 - Quizvraag

Antagonisten of antagonistisch paar
welke spieren werken ook als antagonistische paar?

Slide 13 - Tekstslide

Skeletspier 

Langzame spiervezels

Trekken traag samen,
maar houden het lang vol.

Ze zijn rood doordat ze veel myoglobine bevatten.  
Skeletspier 

Snelle spiervezels 

Trekken snel samen, maar houden het niet lang vol.​

Zijn wit doordat ze weinig myoglobine bevatten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Kramp (1)
Een spier bevat vele spiervezels
deze spiervezels worden wisselend geïnnerveerd door motorische eenheden
De spier raakt zo niet snel vermoeid

Slide 16 - Tekstslide

Kramp (2)
Bij te veel training/dehydratie
-> alle motorische eenheden geven impulsen af 
-> spier trekt onwillekeurig samen
er is te weinig ATP om actine van myosine vrij te krijgen

Slide 17 - Tekstslide

Uit welke 3 typen spierweefsel bestaan onze skeletspieren? (in alfabetische volgorde, gescheiden door komma zonder spatie)

Slide 18 - Open vraag

Welke neurotransmitter is betrokken bij de spiercontractie?
A
dopamine
B
glycine
C
neurotoxine
D
acetylcholine

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet de synaps van een motorisch neuron?
A
acetylcholine
B
motorisch eindplaatje
C
motorische eenheid
D
actine

Slide 20 - Quizvraag

Voeg toe aan je tekening
  • de naam acetylcholine
  • de naam motorisch eindplaatje
  • myosine en actine
  • spiervezel 

  • Vergelijk de tekening met je buur

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 57-61
As vrijdag formatieve toets Genetica 
en start Gedrag en waarneming

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Huiswerk
B6 opdracht: 44, 45,46, 47, 48, 50

Slide 24 - Tekstslide

motorisch neuron, acetylcholine, motorisch eindplaatje, actiepotentiaal, calcium, sarcomeer, myosine, actine, ATP

Slide 25 - Tekstslide

Afspraken in Natuurwetenschappelijk onderzoek
Waarschijnlijkheid dat een resultaat niet door toeval wordt bepaald
  • Afspraak over onzekerheid
  • Significantie: p-waarde
Steekproef: slechts een van de groep wordt onderzocht
Fouten:
Toevallige fout: bij herhaling van de meting treedt de fout niet meer op. Onderzoek met weinig toevallige fout =betrouwbaar
Systematisch: telkens dezelfde fout. Onderzoek met weinig systematische fouten =valide

Slide 26 - Tekstslide

Problemen met betrouwbaarheid of validiteit?
Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld.

Slide 27 - Tekstslide

Problemen met:
A
betrouwbaarheid
B
validiteit

Slide 28 - Quizvraag

Een onderzoekster wil weten hoe vaak mensen rommel op straat gooien en benadert daartoe op een drukke zaterdag rechtstreeks een aantal 
respondenten met de vraag of zij zich hieraan weleens schuldig maken. De vraag leidt telkens tot hetzelfde antwoord: de overgrote meerderheid van de respondenten zegt dit niet te doen. Toch blijkt aan het einde van de dag de straat vol te liggen met kauwgom, papiertjes, blikjes en plastic bekers. De respondenten hebben slechts sociaal wenselijke antwoorden gegeven toen hun op de man af werd gevraagd of zij weleens rommel op straat gooiden. De kans is groot dat de enquête, wanneer ze werd herhaald, opnieuw tot dezelfde resultaten zou leiden

Slide 29 - Tekstslide

Problemen met:
A
betrouwbaarheid
B
validiteit

Slide 30 - Quizvraag

Maak opdracht 50
Daarna samenhang

Slide 31 - Tekstslide

30 seconds en pictionary

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide