Nederlands Station 3e editie VBK1 - deel A - mondelinge taalvaardigheid

Nederlands Station 3e editie VBK1


Deel A

Mondelinge taalvaardigheid
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands Station 3e editie VBK1


Deel A

Mondelinge taalvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Kijk- en luisterstrategieen
  • globaal luisteren
  • selectief luisteren
  • intensief luisteren
  • studerend luisteren 

Slide 2 - Tekstslide

Globaal luisteren
Wat wil je?:
Je luistert om het onderwerp en de belangrijkste informatie vast te stellen

Zo luister je:
Let alleen op de dingen die gaan over het onderwerp 
(voorbeelden hoef je niet te onthouden)

Slide 3 - Tekstslide

Selectief luisteren
Wat wil je?:
Je luistert omdat je op zoek bent naar specifieke informatie

Zo luister je:
Let alleen op de informatie die je zoekt

Slide 4 - Tekstslide

Intensief luisteren
Wat wil je?:
Je luistert omdat je een tekst goed wilt bergijpen

Zo luister je:
Je luistert goed naar alle informatie en je probeert zoveel mogelijk te onthouden

Slide 5 - Tekstslide

Studerend luisteren
Wat wil je?:
Je luistert omdat je de belangrijkste informatie uit een fragment wil onthouden

Zo luister je:
Luister geconcentreerd. Bepaal daarna welke informatie belangrijk is. Maak eventueel aantekeningen.


Slide 6 - Tekstslide

Doel en soort: informeren
Doel: informeren

Omschrijving:
De maker noemt alleen feiten

Soort:
journaal, informatief programma

Slide 7 - Tekstslide

Doel en soort: amuseren
Doel: amuseren

Omschrijving:
De maker wil dat je plezier beleeft

Soort:
film, serie, radioprogramma, podcast

Slide 8 - Tekstslide

Doel en soort: activeren
Doel: activeren

Omschrijving:
De maker wil dat je iets koopt of gaat doen

Soort:
Reclame, poster voor een feest

Slide 9 - Tekstslide

Doel en soort: instrueren
Doel: instrueren

Omschrijving:
De maker legt je iets uit

Soort:
kook- of klusprogramma

Slide 10 - Tekstslide

Doel en soort: overtuigen
Doel: overtuigen

Omschrijving:
De maker geeft zijn mening

Soort:
discussieprogramma, productvlog, filmrecensie

Slide 11 - Tekstslide

Vraag
Met welk doel bekijk je het volgende fragment?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat is het doel van de makers van dit fragment?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
instrueren

Slide 14 - Quizvraag

Vraag
Met welk doel bekijk je het volgende fragment?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat is het doel van de makers van dit fragment?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 17 - Quizvraag

Voorkennis
Voorkennis is iets wat je al weet over een onderwerp.

Als je voorkennis hebt, onthoud je iets makkelijker.

Je kunt voorkennis activeren door de w-vragen en een h-vraag te stellen:
wie - wat - waar- wanneer - waarom - hoe

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken zijn de belangrijkste zaken.

Bijzaken zijn minder belangrijk.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdzaken
Hoofdzaken staan vaak:
  • in de titel
  • in de inleiding
  • aan het einde (samenvatting of conclusie)

Je kunt de belangrijkste zaken (de hoofdzaken) ook vinden door de w-vragen en h-vraag te stellen.

Slide 20 - Tekstslide

Je mening geven
Je geeft je mening met behulp van beoordelingswoorden 
bv. makkelijk - moeilijk
spannend - saai

Met behulp van argumenten leg je uit waarom je een mening hebt.
Bij een argument gebruik je vaak de woorden 'omdat' of 'want'.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Je wilt weten wat voor soort fragment het is.
A
Oriënterend kijken of luisteren
B
Globaal kijken of luisteren
C
Intensief kijken of luisteren
D
Zoekend kijken of luisteren

Slide 24 - Quizvraag

Je wilt weten waar het fragment ongeveer over gaat.
A
Studerend kijken of luisteren
B
Selectief kijken of luisteren
C
Intensief kijken of luisteren
D
Globaal kijken of luisteren

Slide 25 - Quizvraag

Je wilt begrijpen wat je ziet of hoort.
A
Studerend kijken of luisteren
B
Globaal kijken of luisteren
C
Intensief kijken of luisteren
D
Selectief kijken of luisteren

Slide 26 - Quizvraag

Je wilt gericht naar bepaalde informatie kijken of luisteren
A
Globaal kijken of luisteren
B
Studerend kijken of luisteren
C
Selectief kijken of luisteren
D
Intensief kijken of luisteren

Slide 27 - Quizvraag

Je wilt onthouden wat je ziet of hoort.
A
Globaal kijken of luisteren
B
Studerend kijken of luisteren
C
Intensief kijken of luisteren
D
Selectief kijken of luisteren

Slide 28 - Quizvraag

Wat is 'voorkennis'?
A
Vooraf bedenken waar de tekst of gaat.
B
Wat je al weet van een onderwerp.

Slide 29 - Quizvraag

Deze les begint met het activeren van voorkennis. Wat betekent dat?
A
Luisteren naar nieuwe informatie.
B
Onderzoeken hoe slim je bent.
C
Zeggen wat je van iets vindt.
D
Bekijken wat je al weet over iets.

Slide 30 - Quizvraag

Als je meer voorkennis hebt, is het makkelijker om een tekst te lezen.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Welke 5 W- en H-vragen ken je?
A
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
B
wie, welke, waar, wanneer, welke en hoe
C
wat, waar, waarom, waaronder, woord, hoeveel
D
welke, waarheid, wat, waar, waarom, hoedanigheid

Slide 32 - Quizvraag

Wat is belangrijker in een tekst: hoofdzaken of bijzaken?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 33 - Quizvraag

Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn hoofdzaken?
A
De belangrijkste zaken uit de tekst
B
Extra uitleg
C
De eerste zin van elke alinea
D
De minst belangrijke zaken uit de tekst

Slide 34 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 35 - Quizvraag

Staat hier een feit of mening?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening

Slide 36 - Quizvraag

Staat hier een feit of mening?

Dat is een goede film.
A
Feit
B
Mening

Slide 37 - Quizvraag