Paragraaf 2.4

Paragraaf 2.4
Muziek ook uit én niet zichtbaar.

Fijn om jullie weer te zien :)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.4
Muziek ook uit én niet zichtbaar.

Fijn om jullie weer te zien :)

Slide 1 - Tekstslide

Toets H2
Maandag 9 oktober
09:20 - 09:45 vragen stellen / voorbereiden
09:45 - 10:30 toets tijd
Extra tijd voor de verlenging
Neem iets mee wat je kunt doen na de toets (boek??)

Slide 2 - Tekstslide

Lesplan
Korte herhaling van theorie D toename
Uitleg theorie E
Opdrachten maken
Uitleg theorie F
Opdrachten maken
Uitleg theorie G (te kort de tijd? Vrijdag uitloop)

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Vrijdag is er ruimte om het hoofdstuk af te maken. 
Ook krijg je tijd om de diagnostische toets te maken + ik zorg dat er wat examenopdrachten zijn.

Niet iedereen kan er bij zijn. Ik stuur in ieder geval de opdrachten. Zijn er leerlingen die hier alsnog graag bij zijn?

Slide 4 - Tekstslide

Theorie D
Exponentiele toename

Slide 5 - Tekstslide

 Exponentiele toename
Wesina richt een nieuwe hockeyclub op en begint met 30 leden. Vervolgens neemt het aantal leden ieder jaar exponentieel toe.
Daar hoort de volgende formule bij:

A = 30 x 2,5t                              A = Aantal leden     t = tijd in jaren

Hoe groot is de toename in het 6e jaar?
Het aantal leden na 6 jaar = 30 x 2,5⁶ = 7324 (afgerond)
Het aantal leden na 5 jaar = 30 x 2,5⁵ = 2930 (afgerond)
Dus de toename in het 6e jaar = 7324 - 2930 = 4394 leden 

Theorie D

Slide 6 - Tekstslide

Exponentiele toename en grafiek
toename berekenen in een bepaalde periode

Slide 7 - Tekstslide

wat ga je leren vandaag?
je kunt van een percentage een groeifactor maken
je kunt een groeifactor berekenen bij exp. toe/afname
je kunt de verdubbelingstijd uitrekenen
je kunt de halveringstijd uitrekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie E
Exponentiele toename en procenten

Slide 9 - Tekstslide

Basisformule
Aantal=begingetalgroeifactort

Slide 10 - Tekstslide

Van percentage naar groeifactor
  • groeifactor bij procentuele toename =
    (100% + toename in %) : 100

  • groeifactor bij toename is altijd groter dan 1,0

Begingetal gegeven
Groeifactor berekenen
(! EEN GROEIFACTOR ROND JE NOOIT AF!)
Aantal=begingetalgroeifactort

Slide 11 - Tekstslide

Bij een groei met 3,5 % geldt een groeifactor:


100 % + 3,5 % = 103,5 % 
en van % naar groeifactor is altijd : 100.
103,5 : 100 = 1,035

Bij een groei van 0,4% geldt een groeifactor:
100% + 0,4% = 100,4
100,4 : 100 = 1,004  

(! EEN GROEIFACTOR ROND JE NOOIT AF!)





(100% + toename in %) : 100

groeifactor bij toename is 
altijd groter dan 1,0

Slide 12 - Tekstslide

Groeifactor bepalen
Erbij is 1.00 + ..... = 

14% erbij =              1,14
5%   erbij =              1,05
78% erbij=              1,78

100 + 14 = 114
114 : 100 = 1,14 

Slide 13 - Tekstslide

van groeifactor naar %
Groeifactor x 100% = percentage 
Het verschil met 100% is de afname of toename in %.

Voorbeeld:

1,05 x 100 = 105%
105 - 100 = 5% toename

Slide 14 - Tekstslide

een exponentiele formule
Je krijgt niet altijd een tabel, soms krijg je een verhaal. Hier kun je het begingetal en het percentage uithalen. 

Voorbeeld: De royalbank geeft 1,8% rente. Er staat 350 euro op een spaarrekening.
Schrijf de formule op. 
100 + 1,8 = 101,8% : 100 = 1,018 

Bedrag=3501,018t

Slide 15 - Tekstslide

Procentuele toename met 25 %, wat is de g?
Procentuele toename met 0,5%, wat is de g?

De groeifactor is 1,15. Wat is de procentuele toename?
De groeifactor is 1,069. Wat is de procentuele toename?

timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Inklemmen

Ook bij deze vragen kom je het gebruik van inklemmen tegen.
Voorbeeld:

Na hoeveel jaar staat er voor het eerst 1000 euro op de bankrekening?

In welk jaar waren er voor het eerst 45 koala's in de dierentuin?


Bij zo'n vraag moet je goed onthouden;

één antwoord is niet genoeg.

Je gaat eerst op zoek naar het juiste antwoord (of wat er het dichtstbij ligt)
Daarna bereken je ook de antwoorden eromheen.

Let ook op hoe je moet afronden. 
Als er staat in welk jaar? Dan bereken je gewoon hele jaren! 
Soms staat er: rond je antwoord af op één decimaal. Dan moet je verder zoeken. 

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten
Testopgave

klaar? zelf nakijken en starten. 

timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag met de route
Op de gang zitten mag, niet te veel.
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Theorie F
Exponentiele afname en procenten

Slide 20 - Tekstslide

Van percentage naar groeifactor
  • groeifactor bij procentuele afname = (100% - toename in %) : 100

  • groeifactor bij toename is altijd kleiner dan 1,0

  • een groeifactor rond je nooit af.

Slide 21 - Tekstslide

Van percentage naar groeifactor
Bij een afname met 2,1 % geldt een groeifactor:
100 % - 2,1% = 97,9 % en 
van % naar groeifactor is altijd : 100.
97,9 : 100 = 0,979

Bij een afname van 0,25% geldt een groeifactor:
100% - 0,25% = 99,75
99,75 : 100 = 0,9975 
(! EEN GROEIFACTOR ROND JE NOOIT AF!)


Slide 22 - Tekstslide

groeifactor naar %
Groeifactor x 100% = percentage 
Het verschil met 100% is de afname of toename in %.

Voorbeeld:
0,973 x 100 = 97,3%
100 - 97,3 = 2,7% afname

Slide 23 - Tekstslide

Groeifactor bepalen
Eraf is 1.00 - ..... = 
14% er af=               0,86
5%   er af=               0,95
78% er af=              0,22

100 - 14 = 86 
86 : 100 = 0,86

Slide 24 - Tekstslide

een exponentiele formule
Je krijgt niet altijd een tabel, soms krijg je een verhaal. Hier kun je het begingetal en het percentage uithalen. 

Voorbeeld: het aantal panda's neemt af. In 2000 waren er nog maar 6500 panda's. Per jaar neemt het met 8,2% af. 
Schrijf de formule op. 
100 - 8,2 = 91,8% : 100 = 0,918 

Aantal=65000,918t

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten
Testopgave F

Zelf nakijken en starten met de route.
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag met de route
Op de gang zitten mag, niet te veel.
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide

Theorie G

Slide 28 - Tekstslide

Verdubbelingstijd en halveringstijd
  • De tijd die nodig is om het begingetal te verdubbelen noem je de verdubbelingstijd.

  • De tijd die nodig is om het begingetal te halveren noem je de halveringstijd

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld verdubbelingstijd

Formule: 


met Z = aantal zeehonden
en t de tijd in jaren

Wanneer is het aantal zeehonden verdubbeld?
Bedenk eerst hoeveel zeehonden een verdubbeling is.
In dit geval is het begingetal 50 dus 100.
Oplossing: (INKLEMMEN!!)
Je moet namelijk op zoek naar een aantal. Je schrijft alleen de gegevens op rond het juiste antwoord. 

50 x 1,156 = 116 zeehonden
50 x 1,155 = 100 zeehonden
50 x 1,154 = 87 zeehonden

Conclusie!
dus de verdubbelingstijd is 5 jaar.
Z=501,15t

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdracht 53, 54 en 55
timer
15:00

Slide 31 - Tekstslide